Was met bijvakken Italiaans en kunstgeschiedenis en haar interesse in ideeëngeschiedenis bepaald geen gewone Neerlandica. Zij kreeg grote verdiensten door de manier waarop zij zich bezighield met de studie van Descartes en Spinoza. Van 1954, het jaar waarin haar Nederlands Cartesianisme uitkwam, tot 6 okt. 1956 was zij secretaris van de Ver. Het Spinozahuis. Haar erfenis bestemde zij voor de oprichting van de Dr. C.L Thijssen-Schoute Stichting (zie aan het eind).
Zij bracht als enige dochter in het gezin van de botanicus dr. J.C. Schoute haar jeugd door in Wageningen, Gouda en Bussum, waar zij de H.B.S. bezocht. Het einddiploma behaalde zij in Groningen, waar haar vader tot hoogleraar was benoemd. Daarna deed zij Staatsexamen B, waarmee zij in 1923 toegelaten werd tot de Universiteit. Ze begon aan rechten maar na een aanvullend examen A zwaaide zij in 1926 om naar de Neerlandistiek, waarin zij vier jaar later doctoraal deed. Kort daarna trouwde zij met dr. W.J. Thijssen, leraar wiskunde te Groningen en later directeur van een H.B.S. Van 1934 tot '46 woonde het echtpaar in Naarden, vervolgens in Enkhuizen, waar Mevrouw Thijssen enkele jaren het archief der Gemeente verzorgde, en sinds 1952 in Utrecht.