Breviarium Spinozanum: ‘absolutus’ & ‘absolute’ bij Spinoza [1]

0
430


Ter inleiding


Gisteren maakte ik gebruik van het onderscheid ‘absoluut –
relatief’ in het
blog
“De riskante identiteitsthese”, waarmee ik hoopte aannemelijk te maken dat
sommige (wellicht vele) aanhangers van de leer dat Spinoza een ‘identiteitsthese’
zou hebben neergezet, de fout maken dit als absolute i.p.v. relatieve
identiteit te interpreteren. Dit terwijl Spinoza na “substantia cogitans et
substantia extensa una eademque est substantia [identiteit] meteen het
betrekkelijke aangaf met “quae jam sub hoc jam sub illo attributo
comprehenditur” [differentie]. Ik wil nog een keer kwijt dat ik het
onbegrijpelijk vind dat dit door de identiteitsthese-stellers niet wordt
gezien. Genoeg hierover.


In dit en volgende blogs wil ik terugkomen op een andere
kwestie
die vorig jaar speelde. Het gaat om de vraag wat de term
‘absoluut’ die Spinoza vele malen gebruikt, in bepaalde gevallen betekent. Je
kunt het woord onvertaald laten en telkens waar Spinoza ‘absulutus’ of
‘absolute’ gebruikt, volstaan met in het Nederlands eveneens met ‘absoluut’ te
verlaten. Maar de betekenis is dan niet altijd helder en als iemand vraagt wat
er in elk geval mee bedoeld wordt, zal je een toelichting, resp. een
duidelijkere, min of meer toelichtende vertaling dienen aan te bieden.


De aanleiding is een kwestie die speelde op het blog van 18
november 2015, waarin Adèle Meijer als gastblogger optrad, en waarbij het in de
reacties onder andere ging om de vertaling van ‘absoluta cogitatio’. Daarop zal
ik in het slotblog, nadat ik een aantal verkenningen bij Spinoza heb
uitgevoerd, nader ingaan. In de eerdere blogs, zo neem ik mij voor, verken ik
de diverse betekenissen die absolutus’ & ‘absolute’ bij Spinoza hebben.