We leven alsof we het eeuwige
leven hebben. Meestal doen we al vanzelf wat Spinoza in E4/67 de
wijze toedenkt en denken we niet aan de dood, maar aan het leven
(hoewel Spinoza het zo simpel niet bedoelde). Maar er zijn van die
momenten, het sterven van een geliefde of bekende, die ons met onze
neus op onze eindigheid drukken.
Ook het naderen van het einde van
het jaar en het vieren van oudjaar drukt ons met onze neus op het
voortschrijden van de tijd. Over een dag is het weer zover en zit
2013 er op. Voor het verschijnsel tijd heeft Spinoza in de Ethica
niet veel aandacht. Als er al beschouwingen aan Spinoza's
tijdopvatting gegeven zijn (dat zijn er niet veel), moet daarin
vooral worden teruggegrepen op wat hij schreef in de CM (tijd is geen
toestand van dingen, maar een wijze van denken) en in brieven (tijd
is niets dan een wijze van verbeelden, Brief 12). Zodat hij in de
Ethica (in 2/44s) kan schrijven: "Niemand twijfelt er
verder aan dat ook de tijd een product is van de verbeelding en wel
omdat wij ons inbeelden dat sommige lichamen zich sneller dan,
langzamer dan of even snel als andere bewegen." Hiermee heeft
Spinoza ons al op de relativiteit van het tijdsfenomeen gewezen.
Dat we morgen oudjaar vieren
heeft niets objectiefs. Daarmee ontkent Spinoza niet de realiteit van
de jaarlijkse omwenteling van de aarde om de zon. Maar hoe we dat
belangrijk voor ons maken, hoe we 'de tijd' meten, de maanden namen
geven etc. is allemaal conventie. En al helemaal dat we de overgang
naar een nieuw jaar met oud-heidens knallen en vuurwerk vieren,
almaar harder en gevaarlijker (om de hier ontbrekende oorlogen
dichterbij te halen?), zegt veel over onze verbeelding en passies.