Sergeant Joep staat met zijn handen op zijn rug. Net nadat een klein leger Rode Kruismedewerkers met talrijke busjes op de eerste rustplek van de tweede Vierdaagsedag is gearriveerd, komt ook het front van het lint lopers aan.
De snelwandelaars zijn al lang voorbij als zich voor de ingang van de grote groene legertent in zeer korte tijd een rij van moeilijk kijkende lopers vormt. Het is kwart voor zes. De Overasseltse en Hatertse Vennen ontwaken en raken hun mist kwijt, terwijl op de legerplaats bedrijvigheid heerst. Aan Joep mag de loper vertellen of hij een massage of een blarenbehandeling wil. Het merendeel moet gekneed. "Koud gestart", zegt de sergeant en grijnst. "Of op de camping te dicht bij de grond gelegen, dan zijn de spieren stram." Op deze post behandelen ze vooral de ellende van gisteren en al snel is een half uur wachttijd normaal, zeer tegen de zin van de behoeftige wandelaars. Toch raadt Joep het ze aan. Bij de volgende post kan de wachttijd wel eens drie keer zo groot zijn.