Scharrel bij de bank.

0
343

Zittend op een parkbankje kijk ik naar de stille lege vijver. De Grauwe ganzen hebben samen met hun pullen net als vorig jaar weer de benen genomen en kunnen helaas niet hier geringd worden. Maar gelukkig is de Meerkoet (Fulica atra) er wel. Door hun plompe lichaam dat geheel roetgrijs donker gekleurd is zijn ze met een opvallende witte snavel en voorhoofd gemakkelijk te herkennen. Wie Meerkoeten een tijdje gadeslaat, zal opmerken dat ze naast het grazen ook vaak duiken naar voedsel. Door de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed moeten ze echter nogal wat moeite doen om onder water te komen; ze maken dan ook een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten flink af. Kort daarop schieten ze als een grote dobber weer naar boven. Als ze eenmaal op het land lopen vallen de grijsgroene met gelobde tenen goed op. In het broedseizoen zijn de zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van een schelle strijdkreet met snavel en poten verdedigd tegen buurkoeten, waarbij het er fel aan toegaat. Meerkoeten eten vooral waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn worden ook allerlei waterdieren gevoerd en gegeten. Deze dierlijke hapjes kunnen de jongen voor de groei goed gebruiken. Van oorsprong zijn Meerkoeten echte schuwe moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie en wortels van riet- en lisdoddemoerassen. Maar ze hebben zich goed aangepast aan de mens. Er is in Nederland bijna geen park, kanaal of sloot zonder een paartje Meerkoeten. Vooral gebieden met een flinke oeverbegroeiing zijn populair, hoewel de soort zich ook kan redden in vaarten met een beschoeiing en nauwelijks waterplanten. De koeten zijn in zo'n biotoop echter veel kwetsbaarder dan in een dichte moerasvegetatie. Ook in strenge winters profiteren de Meerkoeten in de stedelijke gebieden van voedselstrooiende mensen. Maar net als het Waterhoentje zijn ook de Meerkoeten bezig met het bouwen van een nest in de rietkraag. De plaatselijke logische voorhanden bouwmaterialen van oud riet en andere waterplanten. Ook in de dorpsvijver in Berg ontkom je niet aan zwerfafval en ook die gebruikt de Meerkoet voor de aankleding van het nest. In een nest worden 5–10 eieren uitgebroed in een tijdsbestek van 21 tot 25 dagen. De jongen, wanneer ze overleven, worden door beide ouders begeleid en kunnen na ongeveer 8 weken vliegen. Overleeft van een nest slechts een enkel jong of zelfs geen dan doen de ouders een volgende poging. Per broedseizoen doen de ouders 2 tot 3 pogingen een nest jongen groot te brengen. Hoeveel jongen Meerkoetjes het dit jaar in de vijver zullen redden is afwachten. De Meerkoet komt steeds dichterbij en kijk ze diep in haar mooie wijnrode ogen. Toch wel leuk zo'n ontmoeting met een scharrel bij de bank in het park.