De raampanelen en de kozijnen van de Kempische langgevelboerderij uit 1600 zijn weer geverfd. Kijkend door het raam zie ik aan de buitenkant een groene vlek op Brabants geel. Het beweegt dus het is geen misspatter van de schilder! Eenmaal buiten zie ik haar duidelijk: een Boomsprinkhaan (Meconema thalassinum). Aan de lange vrij smalle en nauwelijks gebogen legboor is het te zien dat het een vrouwtje is. Vooral door de Brabants gele ondergrond vallen de lange sprieten enorm op. Altijd handig als je van te voren al voelt wat er voor je gebeurd. De Boomsprinkhaan leeft voornamelijk van kleine, op planten levende insecten en is een overwegend nuttig dier. Die zelfde avond komt er ook een mannetje op het kozijn zitten. Het mannetje maakt geluid dat bestaat uit een snorrend geroffel dat veroorzaakt wordt door met de poten op de ondergrond te trommelen om haar te bekoren. Er staat niks meer in de weg voor hun prille geluk: de verf is inmiddels al droog!