In het najaar van 1995 was er groot nieuws over de ontdekking van aantekeningen in een uitgave van Spinoza’s Opera Posthumus in bezit van de Leidse Universiteitsbibliotheek, vanuit de kring rond Spinoza, die misschien wel op de meester zelf teruggingen.
Wie wat meer over deze affaire te weten wil komen leze op despinoza.nl enige artikelen die indertijd in Trouw verschenen: 4 oktober, 5 oktober en 14 oktober 1995.
Zoals de regelmatige bezoeker van dit weblog kan weten, bracht ik vorige maand een bezoek aan Wim Klever (zie hier mijn verslagje). Tijdens onze ontmoeting kwam ook die affaire aan de orde. Dit werd aanleiding voor Wim Klever om zich nog eens met die kwestie van toen bezig te houden. Hij keek er op terug en schreef met ‘Randglossen in de Leidse Opera Posthuma heroverwogen’ aan zijn retractationes (heroverwegingen) *), waarin hij toegeeft fouten te hebben gemaakt. Hij beschrijft waarin hij ongelijk had. Maar in zijn terugblik onderstreept hij nogmaals het grote belang van datgene waarin hij gelijk had.
Hij eindigt zijn stuk dan ook met een klacht over het treurige gegeven dat er sinds die affaire nog steeds geen verdere studie naar die randglossen is verricht.
Vandaag is ‘Randglossen in de Leidse Opera Posthuma heroverwogen’ op benedictusdespinoza.nl gepubliceerd.
Het belang van dit stuk is niet dat het de affaire nog eens oprakelt, of dat het een apologie zou zijn (integendeel: Wim Klever trekt het boetekleed aan), maar dat het een gedegen inhoudelijk pleidooi is dat de ogen wil openen voor het belang van de kantlijnnotities in de Leidse OP voor de Spinoza-kunde.
Het is te hopen dat dit nawoord over de affaire aanleiding mag worden dat deze draad nog eens wordt opgepakt.