Van deze Britse wiskundige en
filosoof die zich na kennisneming van Spinoza zeer voor diens
filosofie ging interesseren, had ik nog niet gehoord, tot Miriam van
Reijen mij op hem attendeerde en ik meteen wist dat hij een blog ging
opleveren. Zij op haar beurt had over hem gelezen op de
filosofiescheurkalender van dit jaar op 1 maart.
Clifford was bevriend met Sir
Frederick Pollock [cf. blog]. En toen deze in 1880, een jaar naar Clifford's
overlijden, zijn boek uitgaf, Spinoza. His life and philosophy
(1880, herdruk in 1899) droeg hij dit op TO THE MEMORY OF MY FRIEND WILLIAM
KINGDON CLIFFORD en gaf het boek het motto mee dat Clifford vaak
aanhaalde:
HOMO LIBER DE NULLA RE MINUS QUAM DE MORTE COGITAT.
Clifford was vooral meetkundige
en bestudeerde, zich verzettend tegen de buitensporige analytische
neiging van wiskundigen aan Cambridge, vooral niet-Euclidische
meetkunde. Hij was het die in de Angelsaksische wereld Bernhard
Riemann's ideeën over de niet-Euclidische meetkunde introduceerde.
Toch is naar hem de Clifford-algebra genoemd, een soort
associatieve algebra. In 1870 schreef hij Over de ruimtelijke
theorie van materie, waarin hij beargumenteerde dat energie en
materie twee verschillende typen waren van de ruimtekromming. Deze
ideeën speelden later een fundamentele rol in Albert Einsteins
algemene relativiteitstheorie.
Hij huwde de schrijfster Lucy
Lane. Hij stierf net als Spinoza, maar tien jaar jonger dan deze, aan
tuberculose.
Hij muntte de term 'mind-stuff'
(geeststof) en paste deze toe op zijn metafysica van lichaam en
geest. Hij deed dat in zijn essay "On the nature of things in
themselves," [in: Mind, 1878] Overigens zie *)