Dit blog is een vervolg op het blog Waar heeft Spinoza zijn 'adequaatheid' vandaan? Ik stelde daar dat hij het ontleende aan de eeuwenoude waarheidsdefinitie, waar hij zowel gebruik van maakte als waarbij hij, zoals we van hem gewend zijn, sterk andere accenten legde.
Er is voor de scholastici altijd een duidelijk verschil geweest tussen overeenstemming van een zaak met het intellect of van het intellect met een zaak. Het ging dan, zoals ik in mijn vorige blog al schreef, om verschillende intellecten: dat van God of dat van de mens. De waarheidsdefinitie kende dan ook twee vormen: Veritas est adequatio intellectus et rei & Veritas est adequatio rei et intellectus.
Ik zeg niet dat Spinoza deze (tekst van) Pomponazzi gekend heeft, maar die staat voor mij nu even model voor een manier van redeneren die min of meer gemeengoed was en die Spinoza zeker gekend moet hebben. Het volgende is een tamelijk schoolse tekst waarin duidelijk wordt uitgelegd hoe er a.h.w. “twee soorten waarheid” zijn, afhankelijk van je perspectief: het overeenkomen (de correspondentie) van de dingen met de ideeën in de goddelijke geest, en het overeenkomen van onze gedachten met de dingen. In de eerste betekenis is denken de maatstaf en de realiteit van het ding het gemetene, in de tweede betekenis is de realiteit de maatstaf waaraan de gedachte dus mee in overeenstemming moet worden gebracht om als waar te gelden. Vergeet intussen niet dat volgens deze filosofieën de dingen ontstaan zoals en doordat God ze denkt. Geen wonder dat ze dan dus overeenkomen met het gedachte.