Terwijl ik gisteren een blog aan de reeks toevoegde over Johann Friedrich Struensee die, hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd door Spinoza´s TTP, in Denemarken 's werelds eerste wet op de persvrijheid invoerde, waaruit het verschijnsel van een publieke opinie kon ontstaan, waarin de beschuldiging van zijn Spinozisme (in de betekenis van atheïsme en immoralisme) kon worden geuit, waardoor wellicht de extreme zwaarte van zijn bestraffing verklaard kan worden… diezelfde dag dus droeg Steven Nadler zijn steentje bij aan de The [Philosophers’] Stone – a forum for contemporary philosophers on issues both timely and timeless – op de website van The New York Times.
Zijn bijdrage is getiteld: Spinoza’s Vision of Freedom, and Ours
Graag attendeer ik de bezoeker van dit weblog op dit waardevolle opinieartikel, waarin Steven Nadler een treffende samenvatting geeft van Spinoza leer van de noodzaak van toestaan van vrijheid van spreken, waarin hij zijn commentaar op de scheidslijn die Spinoza trekt binnen het spreken (spreken als ongeoorloofde daad, indien het opruiïng tegen het gezag betreft) en niet letterlijker tussen spreken en handelen trekt wat afzwakt (a somewhat hazy one) en waarin hij vooral de adequaatheid laat zien om zich aan de hand van de filosofie van Spinoza in deze tijd te mengen in het maatschappelijk debat. In dit geval hoe de ‘war on terrorism’ soms ingezet wordt tot beperking van de rechten van de eigen burgers: het idee namelijk dat de veiligheid het beste gewaarborgd wordt door de onderdrukking van bepaalde vrijheden dan door hun vrije uitoefening. Het is belangrijk daar van geval tot geval kritisch naar te kijken. Spinoza “remains one of the most relevant, to his time and to ours.”
Tot slot: dit stuk overstijgt in ruime mate elke verdenking dat het vooral geschreven zou zijn om een boek te helpen verkopen.