Spinoza’s (paradoxale?) gebruik van ‘sui iuris’ [2]

0
395

In het volgende zal ik zo goed
mogelijk navertellen wat Justin D. Steinberg in zijn artikel "Spinoza
on being sui iuris and the republican conception of liberty,"
[In: History of European Ideas 34 (2008), cf vorig
blog
] schrijft – ik breng geen letterlijke vertaling van zijn
artikel, blijf er wel zo dicht mogelijk bij in de buurt, maar zal
soms parafraseren.
[Voor referenties verwijs ik naar dat artikel zelf].

Steinberg combineert in zijn
artikel twee doelen: hij wil kritiek leveren op het teveel Spinoza in
het kielzog van republikeinse schrijvers trekken (wat Raia Prokhovnik
volgens hem teveel doet) en hij wil laten zien hoe Spinoza het begrip
sui iuris op twee manieren gebruikt – naar de twee manieren waarop
hij het machtsbegrip hanteert: als potentia en als potestas. En dat
pas als je dat ziet, er geen sprake is van de ogenschijnlijk
paradoxale manier waarop Spinoza het sui iuris inzet.

Volgens het republikeinse concept
kan er alleen sprake zijn van vrijheid, wanneer men burger is van een
vrije staat. Steinberg behandelt diverse auteurs die laten zien hoe
renaissancistische en vroeg-moderne denkers hierbij vooral
teruggrepen op de Romeinse republiek. Wat maakt een staat vrij?
Onafhankelijkheid van vreemde overheersers en van een despoot
(negatief aspect: vrij van), maar ook instemming van het volk
(positief aspect). Dit laatste motiveerde ook oppositie tegen
despotisme. Zo zou volgens Steinberg Prokhovnik [Spinoza and
Republicanism
, 2004] ook in Spinoza een duidelijk republikeinse
tendens ontwaren.