Spinoza in de joodse historiografie [3] Wissenschaft des Judentums

0
510

De joodse historiografie en de kritiek erop, dat wil zeggen: het nadenken erover en bijsturen ervan, begon in de context van de emancipatie der joden en met wat daarin al vroeg naar voren kwam als behoefte aan een Wissenschaft des Judentums, welke bijdroeg tot en daadwerkelijk onderdeel uitmaakte van de intern-joodse Reformbewegung in de 19e eeuw. Het begon – en dat was een voorfase van de eigenlijke Wissenschaft des Judentums –  met de oprichting in 1819 van de Verein für Cultur und Wissenschaft der Juden door de Hegelleerling Eduard Gans en diverse medestanders. Dit gebeurde mede naar aanleiding van een artikel dat van de jonge Leopold Zunz in 1818 was verschenen: “Etwas über die rabbinische Literatur,” waarin hij voorstellen deed voor historisch onderzoek naar de joodse cultuur aan de hand van het overgeleverde literaire materiaal. Dat leidde tot de oprichting in 1819 te Berlijn van de Verein für Cultur und Wissenschaft der Juden.

Onder de aanhangers werden geteld: Heinrich Heine, Leopold Zunz, Moses Moser en Michael Beer (de jongste broer van Meyerbeer). Het ging de beweging erom om de joden als volk, los van hun vooral religieuze traditie, te laten zien: het ging om het culturele en seculiere in de trant waarin onder meer Johann Gottfried Herder dat voor het Duitse volk ontwikkelde.