Gisteren had ik een aanleiding om
de TIE weer eens te gaan herlezen. Ik nam de vertaling met heldere
toelichting van Theo Verbeek ter hand. En ineens viel mij nu voor het
eerst het beeld op dat Spinoza verzon om het verschil tussen
verbeelding en verstand duidelijk te maken. Twee keer, in de
paragrafen 58 en 59, komt hij met de onmogelijk te verzinnen
oneindige vlieg, de musca infinita ["non possumus fingere muscam
infinitam"; In Nagelate Schriften in 59: "zo kan ik niet meer een onëindige vlieg verdichten"]. Nu bleef ik er aan hangen, waar ik er eerder
kennelijk overheen gelezen had.
Het is weer een van die vele
kleine paradoxjes die je bij Spinoza tegenkomt. Ik zei zojuist dat
hij daar in die tekst de oneindige vlieg verzon, maar hij
bedacht alleen de woorden, want hij betoogt in die paragrafen juist
dat, als we eenmaal weten wat we bedoelen met een lichaam, dat is
bij hem: wat de natuur van een lichaam is, we een oneindig grote
vlieg niet kunnen verzinnen, in de betekenis van: verbeelden en ons
voorstellen. Spinoza illustreert er zijn stelregel mee:
Hoe minder de geest begrijpt
en hoe meer hij waarneemt, hoe groter zijn vermogen tot verzinnen; en
omgekeerd, hoe meer hij begrijpt, hoe meer dat vermogen afneemt.
(Het omgekeerd evenredige
van imaginatio en intellectus noemt Verbeek het in een
voetnoot, wellicht in navolging van Wim Klever die het in zijn
toelichting op de TIE ook zo omschreef). Een ander voorbeeld dat
Spinoza in die paragraaf noemt is de onmogelijkheid om de ziel
vierkant te noemen. Als je eenmaal het verschil tussen uitgebreidheid
en denken hebt ingezien, kun je die woordcombinatie (vierkante ziel)
niet meer maken. Je kunt die woorden wel opschrijven of uitspreken,
maar ze hebben dan – als je eenmaal begrijpt – geen betekenis meer.