In stelling 3/30 beschrijft
Spinoza het psychische mechanisme dat ten grondslag ligt aan wat hij
pas in het erop volgende Scholium omschrijft als trots (gloria) resp.
schaamte (pudor) of tevredenheid met zichzelf / zelfvoldoening
(acquiescentia in se ipso) resp. berouw (poenitentia).
In de Stelling gaat het om het
ervaren van blijdschap (of droefheid) wanneer wij het idee hebben
anderen blij (of droef) te maken en geeft hij als erbij komende
voorwaarde: vergezeld van de idee van zichzelf als oorzaak
(concomitante idea sui, tanquam causa). In het Scholium lezen we tot
tweemaal toe: concomitante idea causae externae. Dit lijkt vreemd en
daar De Nagelate Schriften op die plaats geven: "het
denkbeeld van een innerlijke oorzaak" gaat men er algemeen van
uit dat Spinoza en/of de redacteuren van de OP een vergissing maakten
– wat dan wel tweemaal achter elkaar zou zijn gebeurd.
Wim Klever is in een voetnoot in
de Ethicom op blz. 350 heel stellig: "De OP hebben hier
bij vergissing 'externae' in plaats van 'internae'. In de NS staat
correct 'innerlijke'."