Het meest bekend werd hij met Von Hegel zu Nietzsche, waarin hij de neergang van de Duitse Klassieke filosofie beschrijft, en Weltgeschichte und Heilsgeschehen. Zur Kritik der Geschichtsphilosophie, waarin hij de problematische relatie tussen theologie en geschiedenis aan de orde stelt. Hij ziet een tweespalt tussen de antieke cyclische geschiedenisopvatting en het joods-christelijke geschiedenisbegrip dat eschatologisch, profetisch en teleologisch is. Hij behoort tot degenen volgens wie het secularisme in een dialectische beweging direct voortkwam uit de religieuze traditie.
In een tekst van Theo H. Zweerman kwam ik het volgende citaat van Löwith over Spinoza tegen. Voor K. Löwith heeft de geschiedenis van de moderne filosofie zijn culminatie in Spinoza. Hij schetst Spinoza's filosofie als een naturalisme:
"Nur wenige haben in unserer Zeit die Grösse Spinozas begriffen, die darin liegt, dass er mit einer fast übermenschlichen, wenn nicht unmenschlichen Absage an menschliche Schwäche der einen Natur aller Dinge ihre Wahrheit zurückgab."
K. Löwith: Gott, Mensch und Welt in der Metaphysik von Descartes bis zur Nietzsche. Göttingen, 1967, p. 250.
[Daarin hoofdstuk "Spinoza: Deus sive natura", 197-251]