Velen zullen, met mij, nooit
eerder van J.J. Boasson hebben gehoord. Ik was dan ook verrast toen
ik naar aanleiding van de recensie van zijn hand die ik afgelopen
donderdag in een
blog bracht, waarna ik mij afvroeg "wie is die man?" en
naar op informatie over hem op zoek ging, in Henri Krops Spinoza –
een paradoxale icoon van Nederland, een uitgebreide paragraaf aan
hem gewijd zag [Hoofdstuk XI, §
2.2 – ik had die tekst eerder gelezen, maar was de man weer
vergeten].
Boasson werd geboren in een joods
gezin in Middelburg. Hij studeerde in Leiden rechten en
staatswetenschap, promoveerde in beide disciplines: in 1908 in
rechten en in 1911 in staatswetenschap. Het werd in 1905 voorzitter
van de Vereniging tot het uitgeven van de collegedictaten van
Bolland". In 1906 werd hij rijksambtenaar en in 1914 trad hij in
een gemengd huwelijk met de niet-joodse H.G. Scholten en ging in 1917
als jurist in dienst bij de gemeente Den Haag, waar hij chef van de
afdeling sociale zaken werd. In 1930 volgde hij Polak in Leiden op
als privaatdocent rechtsfilosofie. Van 1934-1947 was hij
gemeentesecretaris van Den Haag met een 'onderbreking': in november
1940 werd hij om z'n joodse afkomst geschorst en daarna ontslagen.
Door zijn huwelijk met een niet-joodse bleef hij voor verdere
vervolging gespaard, schrijft Krop; volgens de website
Joden in Nederland zou hij tijdens WO II ondergedoken zijn geweest.
Na de oorlog werd hij weer in zijn functie hersteld. In 1947 ging hij
met
dagboekdelen die hij had bijgehouden [cf.].
Afscheid
van mr. dr. J.J. Boasson als gemeentesecretaris – 31 8 1947 [binnengehaald van Haagse Beeldbank]