Johan Faber werd geboren in Den Haag en bouwde op jonge leeftijd in Nederland een reputatie op met het tekenen van portretten in pen en inkt op perkament. Hij ging in 1698 naar Engeland en had ook daar in tien jaar tijd een bloeiend bedrijf voor portretgravures in mezzotint. De mezzotint, ook wel 'zwarte kunst' genoemd, was omstreeks 1650 een nieuwe grafische techniek [zie Rijksmuseum]. Ook zijn zoon John Faber II (ca. 1695-1756) werd een vooraanstaand mezzotinter die wel meer dan 500 van dit soort portretten maakte. Mogelijk beïnvloed door het werk van David Loggan (1635 – 1692) en diens meest getalenteerde leerling Robert White (1645 – 1703). Faber senior fabriceerde ook meer intieme en gevoelige miniaturen met inkt op perkament.
Van hem is een pentekening van Spinoza bekend, waarvan hier rechts eerst dit detail.
Rudi Ekkart: “Hij was een specialist in het maken van getekende portretten naar portretprenten van beroemdheden. Deze voorzag hij meestal van gekalligrafeerde bijschriften. In de jaren 1692-1698 werkte hij blijkens de opschriften op zijn tekeningen in Amsterdam. […] Van Spinoza bestaan twee van dergelijke, getekende portretten van zijn hand, gedateerd 1691 en 1692. Vergelijking leert dat Faber zich geheel baseerde op de gravure in de Opera Posthuma. De tekening van 1691 is geplakt in een exemplaar van de Nagelate Schriften van Spinoza, dat zich tegenwoordig bevindt in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.” 1)