In het boek van Piet Calis, Vondel. Het verhaal van zijn leven dat ik in een blog van 4 december besprak, was ik hoewel hij een
kritische brochure over Vondels Adam in
ballingschap had geschreven, de naam van Jan Pietersz. Beelthouwer niet tegengekomen.
Maar Jan Bloemendal schrijft in zijn hoofdstuk “New Philology – Variants in
Adam in ballingschap (1664)” [In: Jan Bloemendal & Frans-Willem Korsten (Ed.), Joost Van Den Vondel (1587-1679): Dutch
Playwright in the Golden Age. BRILL, 2011 –books.google] op p. 490
Beelthouwer een vriend van Spinoza? Een goede vriend zelfs?
Nu was Wiep van Bunge aangetrokken voor het volgende
hoofdstuk in datzelfde boek, "Philosohy – Noah (1667) on God and Nature."
Zou Bloemendal dat van die vriendschap bij Van Bunge gecheckt hebben? En waarop
zou die wetenschap dat hij dat was dan gebaseerd zijn?
Om een idee te krijgen wie Jan Pietersz. Beelthouwer was, is
wellicht voldoende om – via de DBNL
– het kortere lemma over hem uit het het Biographisch
Woordenboek van Nederlandsche Godgeleerden te citeren: