Al in een groen groen knolle-knolle-land
daar zaten twee haasjes heel parmant’
en de een die blies de fluitefluite fluit
en de ander sloeg de trommel
en
Mop en mopje (1865)
Toen onze mop een mopje was,
was 't aardig om te zien;
Nu bromt hij alle dagen
En bijt nog bovendien.
Je bent een heel bedorven dier!
Eerst at je, wat ik bood;
Nu wil je lekk're beetjes
En lust niet eens meer brood.
De mop zei hierop tot de knaap:
Hoe dwaas praat gij daar toch!
Hadt gij mij niet bedorven,
'k Was een lief mopje nog.
Goeverneur begon een theologiestudie in Groningen om – net als zijn vader – predikant te worden. Onder het pseudoniem Jan de Rijmer plaatste hij gedichtjes in de studentenalmanak – waar wat rumoer door en de Keesiade uit ontstond (zie bij de KB). In 1830 moest hij als infanterist mee met de Tiendaagse Veldtocht tegen België. In 1833, afgezwaaid, ging hij in Leiden letteren studeren. Na zijn doctoraalexamen in 1836 keerde hij terug naar Groningen, om er van zijn pen te leven. Hij was zeer productief. Hij bleef in Groningen wonen tot aan zijn dood.