Aanleiding
voor dit blog: ik las een jaar na uitkomen eindelijk Arthur
Weststeijn's De radicale republiek. Johan en Pieter de la Court,
dwarse denkers uit de Gouden eeuw [Bert Bakker, 2013].
Interessante
studie over de De la Courts en aspecten van de 17e eeuw; nuttig als
achtergrond bij de studie van Spinoza's context, vooral over de
handel, de strijd tegen het monopolie van de VOC, ideeën en debatten
over burgerschap en over de mercatores sapienstes, over politiek en
veel meer. Een erg sympathiek beeld van Pieter de la Court kreeg ik
niet vanwege de wel erg grote nadruk op het eigenbelang (hoe
'welbegrepen' ook). Het deed me eerder denken aan Ayn Rand dan aan
Spinoza. Een erg goed hoodstuk vond ik het laatste: over tolerantie
en de strijd om de verhouding tussen kerk en staat. Twee
merkwaardigheden vielen me in dat hoofdstuk op. Weststeijn typeert de
in 1670 uitgebachte TTP als “de meest vergaande bijdrage aan het
Hollandse debat over het politieke gebed en volgens velen de Stunde
Null van de radicale Verlichting.” Die velen zijn natuurlijk
vooral Jonathan Irael – geen moeite mee. Maar dat Spinoza zich met
zijn TTP mengde in het al in 1664 losgebarsten debat over of er van de
kansels enkel voor de Staten van Holland en niet voor de Prins van
Oranje gebeden moest worden – een debat dat lang aanhield – het
is voor het eerst dat ik daarover hoor. Ik herinner mij niet over die
kwestie iets in de TTP te hebben gelezen – wel uiteraard het
pleidooi voor onderschikking van de kerken aan de overheid; maar over
deze gebedskwestie sprak Spinoza zich bij mijn weten niet uit.