Spinoza en de Onsterfelijkheid [p. 241]. Onsterfelijkheid en Herinnering [p. 344] en De Metaphysica van Spinoza [p. 680]
Die eerste twee stukken, waarin hij ‘onsterfelijkheid’ en ‘eewigheid’ door elkaar haalt (hetgeen wel vaker gebeurde en gebeurt) laat ik zitten. Dat laatste korte stuk, waarin hij meent Spinoza’s metafysische systeem onderuit gehaald te hebben, neem ik hier graag over, daar er een fraaie denkfout in aan te treffen is. Hij meent het hele stelsel onderuit te halen door te wijzen op een grote fout aan het begin. Die ontdekt hij in stelling 1/5 welke in Burgers vertaling luidt: "Stelling V. In het heelal kunnen geen twee of meer zelfstandige wezens van dezelfde natuur of eigenschap bestaan." [cf. zie aldaar ook het bewijs].
Daarmee gaat Burger in zijn stukje aan de slag. Hij probeert het principe toe te passen dat Spinoza hier kennelijk gebruikt en dat sinds Leibniz bekend staat als het “principe van de ononderscheidbaarheid”. Dat principe kan op twee manieren voorkomen: [1] het principe van de ononderscheidbaarheid van identieke dingen [voor elke x en y geldt, als x identiek is aan y, dan hebben x en y volledig dezelfde eigenschappen; daar gaat het om een duidelijke logische waarheid];
[2] het principe van de identiteit van dingen met ononderscheidbare eigenschappen [voor elke x en y geldt, als x en y dezelfde eigenschappen hebben, dan zijn x en y identiek]. Hier kunnen addertjes onder het gras zitten, n.l. wat telt als eigenschappen en wat laat je buiten beeld. Daar neem Burger als een echte jongleur zijn speelruimte.
Ik geef nu eerst de tekst van Dionijs Burger en geef daarna mijn commentaar; dit blijven immers leuke denkoefeningen. Of er iemand destijds nog commentaar aan Burger heeft gegeven is mij onbekend (het zou iets voor Johannes van Vloten geweest kunnen zijn).