Hendrik Wyermars – 300 jaar Spinozistisch martelaar III

0
371

Het werd allemaal nog erger… Laat burgerlyck beklagh dit wreed verhael geleyen…

Totdat Michiel Wielema toevallig in de uitgave van Sjoerd Faber’s proefschrift, Strafrechtpleging en criminaliteit te Amsterdam, 1680-1811. De nieuwe menslievendheid (Arnhem, 1983) in een voetnoot op blz. 202 las dat er in 1749 een nieuw proces tegen Wyermars was gevoerd, was over Wyermans lotgevallen niet meer bekend dan in het vorige blog geschreven werd. Die voetnoot zette Wielema op het spoor om n.a.v. de betreffende processtukken meer over het vervolg van de levensloop van Hendrik Wyermars te weten te komen.

Het bleek dus dat Wyermars zijn gevangenisstraf tot de laatste dag heeft uitgezeten (vervroegde invrijheidsstelling kende men in die tijd nog niet). 30 oktober 1710 werd hij naar het Rasphuys veroordeeld, 30 oktober 1725 werd hij eruit ontslagen.
Hoe was het met hem gesteld na die lange opsluiting? Werd hij na vrijlating opgevangen? Kon hij aan werk en inkomen komen? Hoe regelden de autoriteiten trouwens een verbanning?

Opmerkelijk is dat Wyermars gewoon in Amsterdam bleef. Dat ging vele jaren goed tot hij in november 1744 werd aangehouden en hem gevraagd werd, waarom hij het bevel tot verbanning niet had opgevolgd. Negentien (19!) jaar na zijn ontslag uit het Rasphuys! De inmiddels 60-jarige Wyermars verklaarde dat de schout indertijd “hem hier uyt de boeje uytlatende gesegt heeft dat hy niet sou geïncommodeert worden, en dat hy daar op in de stad is gebleven.” De schepenen zagen dat als verzinsel en veroordeelden hem wegens “infractie van bannissement” (zich niet aan het verbod houden, hetgeen als een nieuw misdrijf werd aangemerkt) tot nog eens tien jaar verbanning “onverandert zijn vorig bannissement”. Die tien jaar kwamen dus bovenop de nog resterende 6 jaar, dus tot 1760.

Intussen ga je je afvragen of Wyermars een jaar na afloop van zijn detentie betrokken is geweest bij het wellicht opnieuw op de markt brengen van zijn boek. Of ging het misschien om het afzetten van nog overgebleven exemplaren? Daarvoor was kennelijk een annonce geplaatst in een catalogus. In ieder geval vond Jacob Campo Weyerman, uitgever van en schrijver voor Den echo des weerelds, het nodig om in het nummer van “Maandag, den 10. Juni, 1726” een advertentie op te nemen, waarin hij protesteert tegen de verwarring van zijn naam met die van Wyermars. Wellicht wilde hij zich nadrukkelijk distantiëren van het werk van Wyermars?