Nu ik het in 1780 verschenen laatste boekje van Lessing, Die Erziehung des Menschengeschlechts, gelezen heb in de vertaling met uitvoerige toelichtingen van dr. J. Sperna Weiland, De opvoeding van de mensheid [Het Wereldvenster, Baarn, 1979), is het voor mij duidelijk: Lessing was geen spinozist. Zijn boekje zit daarvoor teveel vol teleologie. Ondanks dus wat Jacobi daarover in zijn zgn. Spinoza-boekje van 1785 beweerd heeft. Of Jacobi heeft het gesprek waarin hij weergaf hoe Lessing niet lang voor zijn dood zijn Spinozisme aan hem bekende, verzonnen (wat ik denk), of hij heeft (wat Sperna Weiland voor mogelijk houdt) Lessings mogelijke ironie niet begrepen.
Dat Lessing zich met Spinoza heeft bezig gehouden is onbetwijfelbaar. Hij las Voltaire, Diderot, Rousseau en Bayle. In Breslau , tijdens de zevenjarige oorlog secretaris van de Pruisische generaal Tauentzien, maakte hij grondige studie van Spinoza en Leibniz. Mogelijk is hij behoorlijk door Spinoza gefascineerd geweest. Maar uiteindelijk werd de grote literator Lessing, vriend van Mendelssohn, geen volbloed Spinozist. Daarvoor was hij teveel ervan overtuigd dat er in de natuur en vooral in de geschiedenis teleologie te ontdekken was. Veel meer dan door Spinoza was hij beïnvloed door Leibniz, een voorganger als bibliothecaris van de hertogelijke bibliotheek te Wolfenbüttel, waarvan Lessing van 1770 tot zijn dood in 1781 bibliothecaris was.