Of, en zo ja, de mate waarin Denis Diderot Spinozist was, zal wel altijd onderwerp van discussie blijven. Zo meende Isaiah Berlin: “Diderot’s essay on Spinoza is by no means an unqualified eulogy of his views, or of the vast differences between Spinoza’s and Newton’s universes.” 1) Voor Jonathan Israel, die uiteraard in dezen een grotere autoriteit is, bestaat er geen twijfel dat hij het was, en niet zo’n beetje. Voor hem was Diderot een spilfiguur van de radicale Verlichting. Maar je kunt ook te ver gaan en, zoals de jonge Franse Spinoza-geleerde Maxime Rovere deed, Spinoza ‘de Nederlandse Diderot’ noemen. (In: Le magazine littéraire, n° 493). In dat geval vraag je je af waar Spinoza’s ‘loslippige sieraden’* dan gebleven zijn.
Denis Diderot was filosoof; dichter, theaterschrijver en kunstcriticus. Ook hield hij zich bezig met politiek. Diderot was goed in ‘netwerken’, was een goed causeur en werd een invloedrijk opiniemaker. Hij was verzot op ‘filosofische’ café’s en had goed contact met drukkers en uitgevers. Hij leerde Engels en Italiaans en ging vertalen en redigeren. O.a. vertaalde hij Shaftesbury’s ‘Essay concerning virtue and merit’ (1745), die met zijn deïsme en ‘moreel gevoel’ invloed kreeg op Diderot’s denken. De concepten ‘gevoel’ en ‘harmonie’ worden belangrijk voor Diderot. En er is de allesomvattende natuur-gedachte. De morele vraag “Hoe kan wat natuurlijk is, verkeerd zijn?”dringt zich hieruit op. Het werk van Spinoza kan dit versterkt hebben.