De merkwaardige "identiteitsthese" [1]

0
434

Zoals ik onlangs meedeelde n.a.v. het college van Herman Philipse (zie dit en dit blog) ben ik van plan aandacht te geven aan de zgn. “identiteitsthese” die Spinoza zou stellen, wanneer hij bij denken en uitgebreidheid verwijst als naar eigenschappen van één ding (substantie of een modus). Henk Keizer zegt in een reactie dat je deze benadering vooral tegenkomt bij “filosofen die zich wat op afstand met hem [Spinoza] bezig houden.” Het is echt erger gesteld. Op dat punt is vooral door filosofen uit Angelsaksische landen en hun in mijn ogen nogal ideosyncratische exegese van de Ethica veel verwarring gesticht.

Op de achtergrond – en dat is de kern van de verschillende wegen van uitleg – speelt het begrijpen van Spinoza’s attributen-begrip. Sommigen vinden zijn definitie van attribuut nogal enigmatisch. En zo kun je die, gezien de ontzettend vele verschillende uitleggingen wel zien. Ik zal hieraan zeker nog diverse blogs hebben te besteden.

Deze keer wil ik de ‘identiteitsthese’ attaqueren aan de hand van een voorbeeld uit de bundel van Michael Hampe en Robert Schnepf (Hrsg) Baruch de Spinoza Ethik in geometrischer Ordnung dargestellt [Akademie Verlag, Berlin, 2006]. Met deze reeks artikelen van overwegend Duitse deskundigen wilde men een inhaalslag maken om de achterstand op andere landen in de Spinoza-studie enigszins in te halen (die achterstand had te maken met het Derde Rijk). Daarvoor was Michael Pauen, die over dat onderwerp al eerder gepubliceerd had, gevraagd om het hoofdstuk over “Spinoza und die Identitätstheorie (2p1-2p13)” voor zijn rekening te nemen. Pauen was toen filosofiehoogleraar in Magdeburg, inmiddels Professor für Philosophie des Geistes, Humboldt-Universität zu Berlin Institut für Philosophie. [zie op zijn website de indrukwekkende lijst boeken over bewustzijn en hersenwetenschap]
In dit blog wil ik bezien hoe hij die ‘identiteitsthese’ ontwikkelt.