Zoals ik onlangs meedeelde n.a.v. het college van Herman Philipse (zie dit en dit blog) ben ik van plan aandacht te geven aan de zgn. “identiteitsthese” die Spinoza zou stellen, wanneer hij bij denken en uitgebreidheid verwijst als naar eigenschappen van één ding (substantie of een modus). Henk Keizer zegt in een reactie dat je deze benadering vooral tegenkomt bij “filosofen die zich wat op afstand met hem [Spinoza] bezig houden.” Het is echt erger gesteld. Op dat punt is vooral door filosofen uit Angelsaksische landen en hun in mijn ogen nogal ideosyncratische exegese van de Ethica veel verwarring gesticht.
Op de achtergrond – en dat is de kern van de verschillende wegen van uitleg – speelt het begrijpen van Spinoza’s attributen-begrip. Sommigen vinden zijn definitie van attribuut nogal enigmatisch. En zo kun je die, gezien de ontzettend vele verschillende uitleggingen wel zien. Ik zal hieraan zeker nog diverse blogs hebben te besteden.
In dit blog wil ik bezien hoe hij die ‘identiteitsthese’ ontwikkelt.