Als je het tweede deel van Jonathan Israels boek Verlichting onder vuur gelezen hebt, dan heb je met z’n 181 grote volbedrukte pagina’s een heel boek gelezen. Deze dikke turf omvat een klein bibliotheekje van zo’n vier à vijf boeken. Het deel is getiteld: “De crisis van het godsdienstig gezag” en het gaat over: Bayle en zijn bestrijders, anticlericanisme, socianisme, de behoorlijk verschillende tolerantietheorieën van Locke, Bayle en Spinoza, verschillend naar de mate van omvattendheid van de diverse christelijke denominaties of ook de joden, mohammedanen en zelfs atheïsten; de toestand aan de universiteiten in Duitsland en de Baltische staten, het newtonianisme en antinewtonianisme en dan vooral over de fysicotheologie.
Het is uiteraard niet mogelijk het vele materiaal samen te vatten.
Opvallend is hoe belangrijk toentertijd de gelovige/theologische wereldbeschouwing was. Aan de ene kant was men beducht voor de oude gewelddadigheden van de nog maar recent beëindigde godsdienstoorlogen, waarbij de vrede van Westphalen de al bestaande stelregel herbevestigde van de cuius regio, eius religio. Maar ook daarmee was men er niet. Men kon toch niet bezig blijven met het verplaatsen van andersgelovige minderheden en het werd almaar meer van belang om modi vivendi te vinden voor het gedogen van en omgaan met andersgelovenden. Vandaar het uiterst belangrijke debat over het tolerantiedenken.