Zou men na lezing van dit blog en nóg meer na lezing van Wim Klevers laatste in eigen beheer uitgegeven monografie, waarover dit blog gaat, niet het vermoeden krijgen dat het de ontdekking van Spinoza was die Hume zo opwond? Zou het niet kunnen zijn dat hij in de gaten had gekregen waar zijn ‘voorgangers’, Locke en Mandeville hun mosterd vandaan hadden? En zal hij niet de overtuiging hebben gekregen dat uit die bron veel meer mosterd te halen was? En zou dat dan niet zijn Traktaak over de menselijke natuur worden?
De fraai uitgegeven Boom-uitgave van David Hume’s Traktaak over de menselijke natuur staat al enige jaren ongelezen in mijn boekenkast. Nadat ik de sectie “over de onstoffelijkheid van de ziel” had gelezen, waarin Hume zich volgens de toelichter keert tegen Spinoza’s doctrine van de eenvoud van het universum etc. hield ik het verder voor gezien. Hume kon mij niet boeien en ik vond hem veel te breedsprakerig – miskoop, enfin ik liet het er bij. Nu haalde ik er de informatie over die brief uit.
Intussen heeft Wim Klever mij met zijn derde deel in zijn serie over “Spinoza in Engelse bewerking” kunnen overtuigen van Hume’s enthousiaste leerlingschap van Spinoza. Na zijn monografieën over John Locke (1632-1704). Vermomde en miskende Spinozist (hier besproken) en Bernard Mandeville (1670-1733). Cynisch essayist op basis van Spinoza’s Ethica (hier besproken) was het nu de beurt aan David Hume (1711-1776). Wetenschappelijke Ethica van een overtuigd Spinozist. [Zie hier het blog met de aankondiging en bestelinformatie]