Er blijft in de Spinoza Kring
Limburg steeds maar iets terugkomen over "Spinoza en Auschwitz".
Naar aanleiding van vragen en opmerkingen erover schreef ik er op 19
oktober 2013 een uitvoerig blog
over, maar daarmee schreef ik de vragen erover niet uit de wereld
(hoe zou ik ook kunnen).
Negen dagen geleden stuurde
hetzelfde lid dat eerder over het onderwerp begon, een scan rond van
pag 157 uit het boek Kleine verhandeling over de grote deugden
van André Comte-Sponville, een uitgave van Atlas uit 1997, vertaling
van Petit Traité des Grandes Vertus (1995). Ik bezit dit
werkje ook en kom daar later nog op terug. Eerst gaat het me om de
passage die de verzender had aangestreept:
"De fantasie is taai, de
haat ook. Je zou met minder blijven worstelen. 'Als Spinoza ten tijde
van het massale uitroeien van mensen had geleefd,' zo luidt de
krachtige uitspraak van Robert Misrahi, 'was er geen spinozisme
geweest. Als overlevende van Auschwitz had Spinoza niet kunnen
zeggen: "Humanas actiones non ridere, non lugere, neque
detestari, sed intelligere." Vanaf hier is begrijpen niet
langer vergeven. Of beter, kunnen we niet meer begrijpen, is er niets
meer te begrijpen. Want de afgronden van de slechtheid zijn met het
verstand niet meer te peilen.'22 Is dat echter wel zo
zeker? Staan we niet merkwaardig welwillend tegenover die beulen als
we veronderstellen dat ze onverklaarbaar of onbegrijpelijk zijn?"
[Noot 22 in de tekst verwijst naar het boek Le pardon van
Jankélévitch]. André Comte-Sponville gaat verder dat er wél alle
reden is om te proberen te begrijpen om zo mogelijk herhaling te
voorkomen.