Zou Spinoza in 2014 niet eerder
sportkritiek dan religiekritiek beoefend hebben?
In de weekendbijlage van Trouw
een artikel n.a.v. Ruud Stokvis's recente boek Lege kerken, volle
stadions. Sport en de sociale functies van religie [Amsterdam
University Press, mei 2014]
Religie – Sport: 0-1, luidt de titel; en een
tussenkop luidt: "Sport is universeler dan de wereldgodsdiensten." Lang
niet altijd komen de artikelen uit de zaterdagbijlage Letter &
Geest op de website, maar dit wel – op de website kreeg het de titel:
"Voetbal is eigenlijk een moderne vorm van religie" [cf.].
Via books.google kunnen we zien dat bij Ruud Stokvis Spinoza niet meedoet; de analyse met gebruikmaking van Spinoza moet een ander dus maken.
De atheïstische Britse filosoof
Simon Critchley had het ooit in een essay in Sports Illustrated
over sport als "een ervaring van betovering." Over de
voetbalwedstrijd i.h.a. schrijft hij "for an hour and a half a
different order of time unfolds and one submits oneself to it. A
football game is a temporal rupture with the routine of the everyday:
ecstatic, evanescent, and most importantly, shared. At its best,
football is about shifts in the intensity of experience.
"At times it's like Spinoza
on maximising intensities of existence. At other times it's more like
Beckett's Godot, where nothing happens twice." [citaten hier
gevonden]
Dat het Brazil World Cup 2014 over
alle grenzen heen gaat en universeler lijkt dan de
wereldgodsdiensten, wordt aardig geïllustreerd aan dit Arabische
verslag (ik weet niet uit welk land) van de wedstrijd van afgelopen
vrijdag Spanje – Nederland: 1-5
De reporter is lyrisch over
Arjan Robben, Robin van Persie en Wesley Sneijder wier namen hij
voortdurend aanroept… en bij heel fraaie goals wordt Allah Allah
aangeroepen. Sport nationalistisch? De godsdienst voorbij? Nee, dit
ís universele godsdienst. Kortom, we moeten de Spinozistische blik
ook op deze velden richten. Hoe zouden de zeven minimale (volgens
sommigen maximale) regels voor de sport luiden?