Zoutlepelen.

0
681


Zout water is de oervorm van water op aarde. Zoet
water is hieruit ontstaan in de vorm van neerslag van verdampt zout water.
Zodoende is zoet water in feite een sediment van zout water. In de ondergrond
van Nederland bevindt zich veel zout en brak water. Dit is resterend zeewater
van overstromingen van de laatste 10.000 jaar.

Bovenop deze laag zout/brak
water bevindt zich een laag zoet water dat door de jaren heen is aangevoerd
door regen, sneeuw, hagel en door rivieren als de Rijn, de Maas en de Schelde.
Al geruime tijd heeft Nederland te kampen met een toenemend tekort aan zoet
water, terwijl zout water voor steeds meer problemen zorgt. Door het bemalen
van polders (onder zee niveau) wordt in Nederland de zoetwaterlaag in het
grondwater dunner en stroomt zout grondwater vanuit de diepere bodemlagen
omhoog. Dit wordt zoute kwel genoemd. Dit kwelwater wordt vaak weggevangen in
sloten. Hierdoor kan ook verdroging ontstaan van de natuur. Tevens speelt de
klimaatverandering een grote rol in de toenemende verzilting. De winters worden
natter en zachter en de zomers warmer en droger. Zo voeren de rivieren ’s
zomers steeds minder zoet water aan. Bovendien stijgt de zeespiegel, waardoor
de hoeveelheid binnendringend zeewater toeneemt. Daarnaast daalt de bodem in
Nederland met 1 tot 4 cm per 10 jaar. Dit wordt veroorzaakt door inpoldering,
veenafbraak, inklinken van klei en gas- en zoutwinning. Bij bodemdaling geldt
dat hoe lager het land komt te liggen, hoe eerder het diepgelegen zoute water
de oppervlakte bereikt. Ook de intensieve landbouw draagt bij aan verzilting.
Vooral door het gebruik van insecticiden, onkruidverdelgers, gier en kunstmest.
Restanten hiervan blijven na verdamping achter in de grond, waarbij vooral
kunstmest verzouting veroorzaakt. Naar schatting zal de komende tien jaar in
Nederland ongeveer 125.000 hectare landbouwgrond verzilten. Zout zeewater trekt
steeds verder het land in. Vooral in Zuidwest Nederland, in het bijzonder
Zeeland, zal dit een steeds groter probleem gaan vormen. Hier is vrijwel geen
toevoer van zoet water mogelijk, alleen door beregening, terwijl de zoute kwel
in de grond opstijgt. Volgens het somberste scenario van de Deltacommissie
bereikt het zoute grondwater rond 2050 in Zeeland de wortelzone van gewassen,
waardoor vollegrondsteelt daar nagenoeg onmogelijk wordt.

Het is dan ook niet
verwonderlijk dat juist zo vlak achter de hoge zeedijk bij de kust tussen Domburg en Westkapelle een
nieuw natuurgebied Noordervroon is aangelegd. Dit oude vroongebied stamt uit de
tijd dat de kust hier werd beschermd door een smalle duinenrand. Doordat deze
duinen, als gevolg van afslag, verzwakten heeft men deze verbouwd tot een
dijk.  Het vroon bestond uit laag gelegen
weiland dat niet geschikt was om landbouwgewassen te telen. Op oude ansichtkaarten
zie je koeien lopen op deze drassige weilanden. Eind vorige eeuw is Walcheren,
na vijftiger jaren te zijn verkaveld, voor de tweede maal op de schop genomen.
Door deze verkaveling werden de percelen vergroot en de waterhuishouding op
orde gebracht. Net als in de rest van Nederland is men ook in Zeeland aan de
slag gegaan met het Natuurbeleidsplan. Dit plan benoemt niet alleen de
bestaande natuur, maar ook nieuw te ontwikkelen natuurgebieden die aansluiten als
onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De Provincie Zeeland werkte in de
periode 1991-1994 de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur uit. Hierbij stonden de
typische Zeeuwse kwaliteiten voorop. Het accent kwam te liggen op de ontwikkeling
van de karakteristieke, natte natuur in de verschillende Zeeuwse landschapstypen
zoals ook hier het vochtige zilte vroongebied tussen Domburg en Westkapelle.
Dit gebied, Noordervroon,  is aangewezen als natuurontwikkelingsgebied.

Het gebied, met name de
iets drogere delen, worden door limousinrunderen beheerd. Zo snijdt het mes
letterlijk en figuurlijk van twee kanten. Natuurbeheer en diervriendelijk en hoogwaardig
scharrelvlees gaan prima samen. Het limousinvlees met zijn mooie rode kleur en
zijn fijne malse vezel draagt volop bij tot het prestige van de plaatselijke gastronomische
keuken. Aan de Slaakweg staat een vogelkijkscherm. Van hier uit heb je mooi
zicht op het omvangrijke
plas-dras-gebied. Er is veel te zien bij de kreekresten, een bosje, plassen,
slikrandjes en schorren die samen een bijzonder vogelgebied vormen. Op de kale
eilandjes in de plassen broeden in het voorjaar tientallen kokmeeuwen,
dwergsterns, visdiefjes, kluten, grauwe ganzen en steltlopers. Naast broeders
komen er ook veel vogels voedsel zoeken. Tijdens de vogeltrek kun je hier veel
bijzondere vogels zien. Terwijl ik met de telescoop gluur door het vogelkijkscherm
roept mijn vrouw: "Kijk boven!". Inderdaad hoe meer ogen hoe
meer je kunt zien!

Als ik ergens in verrukking van raak zijn het wel lepelaars
(Platalea leucorodia). Het zijn de ware engelen van natuurherstel!  In het moerassige en lege Nederland van
vroegere tijden was de lepelaar een talrijke broedvogel. Door droogmaling van
moerassen en bedijken van rivieren en delta's kromp het aantal broedgebieden
echter fors in. Al voor 1900 verdwenen de laatste kolonies van meer dan duizend
broedparen. Na 1900 kwam het aantal broedparen lange tijd niet boven de 500,
met een dieptepunt van 150 paar in 1969. Sindsdien heeft de lepelaar zich
voorzichtig hersteld. Rond 1990 werd de 500-paren grens weer gehaald en in 1995
werden al meer dan 700 paren geteld. Belangrijke broedplaatsen zijn de
Oostvaardersplassen en de Lepelaarsplassen, grote duinmeren en de
Waddeneilanden. De meest recente tellingen resulteerden in meer dan 2500 paren
lepelaars in Nederland. De lepelaar wordt de laatste jaren ook meer gezien in
Limburg, voor 2006 was dit slechts zeer sporadisch. Dit jaar is er zelfs voor
het eerst een broedgeval ooit in Limburg vastgesteld. Dat hier succesvol jongen
zijn uitgevlogen is te danken aan de natuurherstelprojecten die in het Noord-Limburgse
landschap zijn uitgevoerd. Er zijn
steeds meer vennen en oude rivierlopen hersteld en op diverse plaatsen
moerassen opnieuw aangelegd. Juist deze plekken trekken veel bijzondere vogels
aan. Inmiddels is de situatie in Nederland dusdanig verbeterd dat de lepelaar
van de Rode Lijst af is maar dat betekent niet dat we moeten stoppen met natuurherstel
en het actief beschermen van de lepelaar.

Omdat het overgrote deel van de West-Europese
populatie in ons land broedt wordt de Nederlandse verantwoordelijkheid voor het
voortbestaan van de Lepelaar nog eens onderschreven. Lepelaars broeden op
slechts enkele plaatsen in Europa, waarvan Nederland tot voor kort de meest
noordelijke was. Sinds 2000 is de meest noordelijke broedkolonie gevestigd in
Denemarken. Lepelaars zijn zomervogels, die via Franse en Spaanse moerassen
naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden
van de Sahara trekken. Ze broeden in moerassige gebieden, in dichte rietkragen
of in moeilijk bereikbare bomen en struiken. In de
verte zie ik drie lepelaars bijna synchroon op een lijn voedsel zoeken in
ondiep water. Al spatelend bewegen ze hun snavel zijwaarts door het water heen
en weer. Op deze manier vangen ze op tast allerlei prooidieren zoals:  stekelbaarzen, kleine witvis, amfibieën, garnalen, waterinsecten
en de larven ervan en waterslakken. In de speciale
lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee de lepelaar,
door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap
beschikt.

Andere lepelaars slapen met een oog dicht en een andere staat op een
poot te gapen op een drooggevallen zandbankje. Soms wappert hun opvallende kuif
in de wind. In de strak blauwe lucht vliegt weer een lepelaar met een spanwijde
van 120 cm over. Deze schitterende geheel witte volwassen vogel met
uitzondering van oranjegele borstvlek is duidelijk geringd maar dat is helaas
niet af te lezen.

Verzilting van landbouwgronden hoeft niet altijd rampzalig te
zijn. In de toekomst zal hierdoor vast en zeker nog wel meer natte natuurgebieden
bij komen en voor de Zeeuwse landbouwers is het een kwestie van aanpassen! Niet
tegen de natuur inwerken maar met de natuur mee werken. Naast natuurlijke
begrazing zijn er ook heel wat lekkernijen die zouttolerant zijn.  Quinoa is een eenjarige plant en komt als
adventief voor in Nederland. Quinoa komt van nature voor in Zuid-Amerika. De
gecultiveerde variant vormt op dit continent al lange tijd een belangrijke
voedselbron in de vorm van meel. De glutenvrije zaadjes kunnen bij een maaltijd
ook goed gebruikt worden in plaats van couscous, pasta of rijst. Zeebiet is een
voorouder van de bekende suikerbiet. In Nederland is de strandbiet zeldzaam. De
plant komt voor op de vloedlijnen aan de voet van duintjes en zeedijken. En kan
gegeten worden als spinazie.

Maar ook de vertrouwde zeekraal (Salicornia
europaea)  behoort tot de mogelijkheden. Veel
Zeeuwen kennen deze groente al langer, vooral in combinatie met vis. De
buisvormige groente werd vroeger vooral in het wild op de buitendijkse schorren
gesneden, maar wordt sinds kort ook al binnendijks gekweekt in Zeeland.
Zeekraal is een pioniersplant en als geen andere plant bestand tegen zoute
omstandigheden. De plant neemt het zout op tijdens de groei en heeft daardoor
een heerlijke zilte smaak. Uiteraard wordt er ook onderzoek gedaan naar andere
landbouwproducten die gebruikt kunnen gaan worden voor de veranderende
omstandigheden in de toekomst. Zo zie je te veel zout is niet goed maar je kunt
er niet zonder. Kortom alle ingrediënten zijn in Zeeland aanwezig om er een
tijdje aangenaam te zoutlepelen.