Het is herfst en het tuinpaadje is bezaait met bladeren. Over een eikenblad kruipt een klein groen beestje. Het lijkt wel op het eerste oog een slakje maar ik ken geen groene slakken…nee, het is toch iets anders. Het is een rupsje van de Slakrups (Apoda limacodes). De voorvleugellengte van de volwassen nachtvlinders varieert tussen de 10-13 mm. De gebogen dwarslijnen, die vanaf de voorrand van de oranjebruine voorvleugel sterk uiteenlopen, vormen een goed determinatiekenmerk. Wanneer de vlinder volledig in rust is, vouwt hij zijn voorvleugels in een flauwe hoek omhoog, maar dan zo dat de toppen plat op de ondergrond liggen. Het mannetje houdt in rust zijn achterlijf omhoog gebogen. Het vrouwtje is bleker dan het mannetje. Soms komen donkere varianten van deze nachtvlinder voor. Het is een gewone soort in bosachtige gebieden op de zandgronden in het binnenland; ook in de duinen een algemeen voorkomende soort. De waardplant kunnen diverse loofbomen zijn, met een voorkeur voor eiken en dat klopt, in onze tuin staan grote Zomereiken. Tussen eind mei en half augustus is er één generatie. De vlinders vliegen vooral ´s nachts en komen op (nachtvlinderonderzoek)licht af. Ze vliegen soms ook overdag bij zonnig weer, hoog in de kruinen van eiken. De rupsen kun je van eind juli tot april waarnemen. De rups overwintert meestal in een cocon aan de onderkant van een blad, waarmee hij in de herfst op de grond valt. Deze slakrups wilde even snel zijn en heeft zich vanuit de boom op de grond laten vallen. Eenmaal op de bodem zie ik hem langzaam tussen de bladeren verdwijnen en zal daar ergens een cocon maken tussen afgevallen bladeren.