Ondanks het dreigende weer toch maar even naar buiten. Er is een Roodmus (Carpodacus erythrinus) gespot dus de keuze om naar het Reigersbroek te gaan was niet moeilijk. En daar zit hij dan in de Gewone vlier maar zoals dat vaker met vogels gaat vloog deze ook weg. Ik heb hem iedergeval gezien maar daar is ook alles mee gezegd. De Roodmus was lang een dwaalgast in Nederland, maar sinds het eerste broedgeval in Nederland in 1987 heeft de soort zich uitgebreid en zich definitief gevestigd in Nederland. Elk jaar broeden er nu enkele tientallen vogels in Nederland. Tijdens het wachten bij de prachtig bloeiende vlier hoor ik Veldleeuweriken, normaal hoog in de lucht maar vandaag zingen ze vanwege de wind op een weipaal. Daar zie ik in de verte een auto stoppen en stapt er een bekend persoon mijn richting op. Samen wachten is vaak leuker dan in je uppie. We zijn blijkbaar niet de enigste die op het idee komen om naar de Roodmus te kijken. En zo staan we ineens met vier mensen te kijken. Dan komen er twee auto's illegaal het zandpad inrijden! Het is al een tijdje verboden om hier met de auto te komen….die lui moeten zich dieprood(mus)schamen. In praten om hun auto voor de verbodsborden te parkeren heeft geen zin. Daar zijn deze arrogante vogelaars totaal niet gevoelig voor. Om zelf niet rood van woede te worden distantieer ik me van deze lui en werd mijn aandacht opgeëist door een andere leuke vogel de Roodborsttapuit (Saxicola rubicola).
Deze soort heeft in alle kleden met een oranje borst. De opvallende contrastrijke mannetjes hebben ook vleugelvlekken met daarnaast een (deels) witte stuit, witte halszijden en een zwarte kop. Met hun lengte 11,5-13 cm zijn ze door hun typische gedrag helemaal niet over het hoofd te zien. Ze zitten vaak op weipalen en andere hoge uitkijkpost zoals een dode tak die boven een struik uitsteekt. Vanhier uit jagen ze op insecten. Roodborsttapuiten zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden, zoals heidevelden. De Roodborsttapuit is in ons land een vogel van heidevelden, open duinen, zandige cultuurlandschappen en dijken. In de eerste helft van de eeuw broedden hier naar schatting enkele duizenden paren, maar de aantallen konden van jaar op jaar sterk wisselen. Na 1960 lijkt in grote delen van het land een afname te zijn ingezet, met name op de zandgronden. De afname is het grootst in Midden-Nederland, Oost-Brabant, Limburg, Texel en de Achterhoek. Elders is eerder sprake van stabilisatie en in Zeeuws-Vlaanderen zelfs van een toename (vooral veroorzaakt door de relatief warme voorjaren en de milde winters in het wat noordelijker gesitueerde overwinteringsgebied). De laatste jaren gaat het weer goed met de Roodborsttapuit; ondanks het gegeven dat de areaal afneemt, groeit het aantal broedparen. De huidige populatie in Nederland wordt geschat op 6.500 – 7.000 paar. Opvallend is dat de afname van de Roodborsttapuit vrijwel beperkt is tot het agrarisch gebied. Daarmee staat de soort model voor de steeds verdere verarming van ons landelijk gebied. Veel betekenend is dat deze soort vaak meteen na uitvoering van een verkaveling verdwenen. Bij ruilverkaveling worden overhoekjes met kruiden en Bramen opgeruimd, het spuiten en branden van sloten, greppels, bermen en akkerranden, de groeiende populariteit van – zwaar bemeste – maïsakkers, schaalvergroting en de verarming van agrarische graslanden. Juist het beheer door de Stichting het Limburgs Landschap gaat het in het Reigersbroek steeds beter met de Roodborsttapuit. Er worden gelukkig steeds meer akkers opgekocht in dit gebied om deze om te vormen naar een groot natuurgebied. Het was een mooie ochtend in het Reigersbroek ondanks het uitdelen van de rode vogelaarskaart.