Aan de bosrand bij een oud verlaten volkstuincomplex kom ik
een oude bekende tegen. Vroeger hadden we in onze volkstuin ook een
karmozijnbes staan. Toen wist ik nog niet dat deze soort officieel oosterse
karmozijnbes (Phytolacca esculenta) genoemd werd.
Het is een overblijvende
plant die behoort tot de karmozijnbesfamilie (Phytolaccaceae). Het is een plant
die het liefst groeit op voedselrijke, vochtige grond. De compacte plant wordt tussen
1 meter tot 1.50 hoog en heeft een dikke, holle, rood aangelopen stengels. De
10 tot 25 cm lange bladeren zijn gaafrandig en langwerpig met een stompe tot
spitse of kort toegespitste top. Bij het uitgroeien van de okseltak komen de
bloemtrossen tegenover het blad te staan.
De hoofdwortel is dik vlezig van aard en gaat erg diep de grond in.
De
oosterse karmozijnbes bloeit in juli en augustus met witachtige bloemen. De
vruchtdragende trossen staan fier rechtop. De acht vruchtbeginsels zijn niet
met elkaar vergroeid. De rijpe besachtige vruchten hebben een zwartpurperen kleur
en werden vroeger gebruikt om de purperrode verfstof karmozijn te maken.
Onrijpe
bessen, zaden, bladeren, stengels en de
wortels zijn giftig. Ondanks deze giftigheid bezit de plant toch een groot
aantal geneeskrachtige eigenschappen. Van oudsher wordt karmozijnbes onder
andere gebruikt ter bestrijding van reuma, astma, dysenterie en aambeien. De
plant komt van nature voor in Oost-Azië en China. Eind 18 de eeuw is hij in
Europa ingevoerd en heeft zich vanuit botanische tuinen verwilderd. Onze
wandeltocht in het veld gaat verder en dan zie ik onder de hoogspanningsmast
een spectaculaire karmozijnbes.
Maar deze plant ziet er toch heel anders uit
dan de oosterse karmozijnbes bij de verlaten volkstuin.
Ik maak eerst maar eens een paar
plaatjes om alle kenmerken goed in beeld te brengen om de plant thuis te
determineren. Het blijkt de Amerikaanse tegenhanger van de eerstgenoemde
Aziatische soort te zijn. De westerse
karmozijnbes (Phytolacca americana) is ook een vaste plant die behoort tot de
karmozijnbesfamilie (Phytolaccaceae). De plant die ook wel Amerikaanse karmozijnbes genoemd komt van oorsprong voor in
grote delen van Noord-Amerika. Zo maak je tijdens een korte loopafstand
ineens een plantaardige wereldreis. De plant onder de hoogspanning is gigantisch en
is meer dan twee meter hoog en anderhalve meter breed. De bladeren zijn elliptisch tot
eirond-lancetvormig en hebben een spitse of toegespitste top. De westerse
karmozijnbes bloeit ook een maand langer dan de oosterse soort namelijk van
juli tot september.
De bloemen op de aarvormige bloeiwijze zijn eerst wit,
later roodachtig. Elk bloempje bevat tien stijlen. De vruchtbeginsels
vergroeien tot een tiendelige zwartpurperen bes. De vruchtdragende trossen gaan
later overhangen, in tegenstelling tot die bij de oosterse soort. De tien
vruchtbeginsels zijn met elkaar vergroeid, ook dit in tegenstelling tot die van
de oosterse karmozijnbes. In Nederland
wordt de westerse meer dan de oosterse karmozijnbes in het wild gevonden. De
verwildering vanuit tuinen gaat vrij eenvoudig, omdat de vogels de rijpe bessen
eten. Eenmaal door de spijsvertering worden de zaden met een beetje mest ergens in het veld
gedropt. Zijn de omstandigheden gunstig dan groeit er een plantje uit. Voor mij
was het een aangename nieuwe soort verrassing!
De inheemse bevolking die leefden in de
oostelijke streken van de huidige Verenigde Staten, kenden de karmozijnbes natuurlijk
al lang voordat de eerste Europeanen hun wereld binnendrong. Ze groeven de
wortels op om deze tot een pap te verwerken voor de huid om huiduitslag ter
hoogte van de borststreek mee te behandelen. Verschillende Indianen stammen gebruiken karmozijnbeswortel
ook om kanker, jeuk, reumatische aandoeningen en syfilis te genezen/verzachten.
De Delaware gingen er van uit dat het inwendig gebruik van kleine doses
karmozijnbes-wortel reuma kon genezen, terwijl de Irokezen de wortel uitwendig
gebruikten om huidziekten te behandelen. Met het purperrode sap van de karmozijnbessen
versierden ze hun kleding, gebruiksvoorwerpen en sieraden mee die gemaakt zijn
van hout, schors, dierenhuiden en zaden. Sommige stammen gebruikten het sap ook
voor huidschilderingen voor zichzelf en hun paarden. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat de eerste Europese immigranten in die streken al vlug een
aantal van die gebruiken overnamen en vervolgens snel in de gaten kregen dat
karmozijnbes een kwalitatief zeer goede natuurlijke inkt gaf, die heel duurzaam
bleek: Een bewijs daarvan is dat die inkt nu nog kan gelezen worden op heel wat
documenten uit die tijd, die in musea bewaard worden. Ondanks dat de grote
delen van de plant giftig zijn worden de zeer jonge scheuten tot ongeveer 60 cm
in de lente gegeten en zijn goed eetbaar. Het smaakt als een soort asperge dat
als spinazie uitziet. Er zijn veel recepten te vinden maar het wijze advies is
koken, afspoelen, nog eens koken, afspoelen en breng bij de derde keer nogmaals
aan de kook voor 10 minuten.
Tony Joe White, op 23 juli 1943 geboren en
opgegroeid in Oak Grove in Louisiana van de Verenigde Staten is een Amerikaanse
zanger, tekstschrijver en gitarist. Hij werd in 1969 zeer bekend met zijn hit: "
Polk Salad Annie". De tekst gaat over de
levensstijl van een arm meisje en haar familie in Louisiana die Polk
Salad bereid. In deze streek wordt de westelijke karmozijnbes Pokeweed of
polkweed genoemd. Vanwege het gebrek aan geld werd vaak gegeten wat er in de
natuur te vinden was. Dus werd ook
karmozijnbes gezien als een belangrijke aanvulling voor het menu.
Tegenwoordig zijn
er zelfs poke salad festivals die vermengt zijn met historie, nostalgie,
commercie en vertier. Poke salad is
tegenwoordig zelfs ingeblikt op de markt te verkrijgen. Zelf heb ik dit recept
nog nooit gegeten. Ik luister nog maar eens veilig naar Polk Salad Annie.