Pimpelblauwe karnemelk.

0
458
De beroemde Zweedse natuuronderzoeker Carl Linnaeus (1707-1778) is de
schrijver van het boekwerk Systema Naturea. Hij is de grondlegger van de
wetenschappelijke nomenclatuur. Voor het eerst werd op systematische
wijze eenduidige namen gegeven aan planten en dieren. In de biologie
bepalen de nomenclatuurcodes de wetenschappelijke namen van groepen die
erkend worden door de taxonomie, de zogeheten taxa.
De wetenschappelijke naam van een soort bestaat voor planten en dieren
uit twee delen, waarvan de eerste de geslachtsnaam is. Een voorbeeld is
de wetenschappelijke naam van de Pimpelmees, Parus caeruleus. Hierin is
Parus de geslachtsnaam terwijl caeruleus de soortaanduiding is. In 1758
heeft Linnaeus de Pimpelmees zijn Latijnse naam gegeven maar
tegenwoordig wordt de Pimpelmees ook Cyanistes caeruleus genoemd.
Naamsverandering is nog steeds mogelijk door verdergaande onderzoeken en
inzichten. Het hoofdvoedsel van de Pimpelmees bestaat voornamelijk uit
insecten en hun larven, spinnen, bladluizen, nectar en
zaden. De temperatuur in de lente en zomer speelt daar een enorme rol in
door de stijgende of dalende hoeveelheid insecten en het aantal zaden,
knoppen en noten dat goed is uitgekomen. Pimpelmezen maken vooral in de
winter graag gebruik van vetbollen, pindanetjes en
voedertafels met gevarieerde zaden die door mensen worden aangeboden.
Vaak verdedigen ze een vetbol tegen
andere mezen. Om echter niet ten prooi te vallen aan roofvogels neemt de
Pimpelmees het liefste kleine hapjes en kijkt steeds snel en goed om
zich heen. Maar ook het meenemen van voedsel zoals een pindanootje doet
hij vaak en neemt deze mee naar een beschutte plek. Waar
hij zich veilig voelt en de tijd neemt om het op te eten. Pimpelmezen
zijn slimme vogeltjes en door hun leuke uiterlijk zijn het geliefde
tuinvogels. Maar niet altijd! Rond de jaren 1960-1970 waren de
Pimpelmezen door het "melkdoppenincident" de aanleiding om een
alternatief te zoeken om melk- en karnemelkflessen af te
sluiten. In deze jaren was het gebruikelijk dat er een dunne folie als
afsluiting op de
flessen zat. De kleur van het laagje folie
stond voor het verschil tussen gewone melk en karnemelk. Door hun goede
herkenning en leervaardigheid van Pimpelmezen
leerden ze van elkaar en uit nieuwsgierigheid dat karnemelk lekker was.
Ze waren in staat om de dunne folie (met de goede karn kleur) van de
fles te verwijderen om van de inhoud te kunnen
snoepen. Ik weet nog dat de bezorgde melkboer die flessen met een
briefje voor de deur had gezet om de mensen te waarschuwen voor de
dorstlustige Pimpelmezen. Als oplossing werd landelijk de gekleurde
folie vervangen door een dikke metaaldop en kon karnemelk drinkend
Nederland weer opgelucht ademhalen! De mezen zijn drooggelegd en kunnen
zich nu niet meer blauw pimpelen aan de karnemelk.