De dorpsvijver in het parkje is bijna helemaal bevroren. Bijna want de vet gevoerde eenden zorgen door hun gedobber dat Winterkoning hier geen vat krijgt op het drukke wak. Aan de rand van het ijs zitten een paar meeuwen kou kleumend te wachten op parkwandelaars. Vooral als ze brood beginnen te strooien is dat interessant. Dan zie je pas wat voor een vliegkunstenaars ze zijn! Tussen de Kokmeeuwen zit ook enkele exemplaren van een andere meeuwensoort: de Stormmeeuw (Larus canus). Er is enige gelijkenis met de Zilvermeeuw, maar dan met geelgroene poten en een groenachtige snavel die bovendien iets slanker en spitser is dan de snavel van de Zilvermeeuw. Verder is de kop ronder dan die van een Zilvermeeuw. De Stormmeeuw heeft in het oog een donkere iris, daardoor lijkt de Stormmeeuw "vriendelijker" dan de Zilvermeeuw met zijn "gemene ogen" een lichtgele iris. Bovendien is de Stormmeeuw met zijn 38 tot 44 cm lengte gemiddeld bijna 20 cm kleiner dan de Zilvermeeuw. Aan de hand van deze kenmerken zijn deze soorten redelijk goed van elkaar te onderscheiden. Het verenkleed is wit met een grijze rug. De vleugelpunten zijn zwart met witte vlekken. In het winterkleed bevinden zich donkere strepen op de kop. Pas honderd jaar geleden broedden er voor het eerst Stormmeeuwen in Nederland. Het eerste broedende paartje werd waargenomen in 1908 op het eiland Rottum. Hoewel de Stormmeeuw ook in Nederland broedt, ligt het eigenlijke broedgebied verder naar het noorden, onder andere in Scandinavië en Rusland. De vogels broeden afzonderlijk of in kleine kolonies, in West-Europa voornamelijk langs de kust.Tegenwoordig broeden er zo'n 6000 Stormmeeuwpaartjes voornamelijk in de kustgebieden. Hier hebben ze het wel moeilijker gekregen door de toename van Vossen in de duingebieden, die wel eieren en kuikens lusten. Een Vos is niet gek waar van veel voorhanden is wordt gegeten. Maar er is geen nood aan de man, ook hier heeft de natuur iets op bedacht. Het voordeel van de Stormmeeuw, ten opzichte van een Vos, is dat ze kunnen vliegen! Dus er zijn Stormmeeuwen die hun nesten nu maken op de grinddaken van gebouwen. En hun jongen daar succesvol kunnen laten opgroeien. Daarnaast hebben ze hun broedgebied verlegd naar de Waddeneilanden. Daar zijn ze redelijk veilig en zijn de Stormmeeuwen het hele jaar door te zien. Aan de rest van de Noordzee- en Atlantische kust komt het dier vooral voor in de winter. In perioden met storm zoeken de vogels beschutting in het binnenland, waar ze dan hun voedsel vergaren op akkers, weilanden en worden ze samen met de eenden even verwend in het park.