Het gewei vormt, in de ogen van veel mensen, de weerspiegeling van kracht en gezondheid van het Edelhert (Cervus elaphus). Zeker tijdens de bronstijd in de herfst als het mannelijke dier op de arena staat te burlen en andere rivalen wegjaagt is dat een imposant gezicht. Na de bronst, nu in het voorjaar heeft het Edelhert niet meer veel aan het gewei en wordt het als een overbodige ballast weer afgeworpen. Eerder in de winter beginnen osteoclasten het bot boven aan de rozenstokken af te breken. Osteoclasten zijn botcellen die bij alle gewervelden voorkomen, en die normaal gesproken mineralen uit oud bot recyclen. Bij herten worden deze "botbrekers" (de letterlijke vertaling van osteoclast) plotseling zeer actief in het oplossen van calcium, zodat het bot zacht wordt. In maart of april zitten de geweien zo los en dat ze worden afgeworpen. Soms worden de stangen gelijktijdig afgeworpen, maar het kan ook wel eens een paar dagen duren voordat de tweede stang valt. De afgeworpen geweien zijn voor veel dieren nuttig. Als je een gewei vindt dat al langer ligt zijn er vaak knaagsporen te zien van bijvoorbeeld muizen. Zo kunnen ze hun behoefte aan kalk weer op peil krijgen. De zegels, waar het gewei zat, zijn eerst nog rood en wat bloederig maar genezen snel. Vrijwel direct begint de groei van het bot en vormt het nieuwe gewei, dat vooralsnog door een zachte grijsbehaarde huid, de bast, omgeven is voedt via de bloedvaten het groeiende gewei. Na 4-5 maanden is het gewei weer volgroeid en is de kern van bot verhard en verkalkt. De basthuid sterft af en gaat los zitten. Dit gaat met jeuk gepaard en de herten schuren met het gewei tegen kleine boompjes. Door dit vegen worden de takken en bomen beschadigd waardoor sappen uit de boombast vrijkomen. Deze boombastsappen geven tesamen met het nog aanwezige bloed in de basthuid, de kleur aan het gewei. In het gewei ziet men in de lengterichting 'baantjes' lopen, dit geeft aan waar de bloedvaten liepen. De geweipunten blijven blank, omdat die door intensief vegen de sappen geen vat krijgen op het gewei. Als de tijd van de bronst nadert heeft het gewei weer zijn volle glorie en dan is het gewei zeker geen overbodige ballast tijdens de gevechten.