In 1927 maakte professor J.Th. Thijsse (1893-1984) een bescheiden begin met de inrichting van een waterbouwkundig laboratorium in de kelder van het gebouw voor Weg- en waterbouwkunde van de TH Delft. Het laboratorium is altijd in Delft gevestigd geweest, aanvankelijk in de binnenstad van Delft, later op een terrein aan de Schie ten zuiden van de stad. Vooral voor en gedurende de periode van de aanleg van de Deltawerken was er behoefte aan een ruime locatie. Deze werd gevonden in de Noordoostpolder in het buitengebied van Marknesse. Het Voorsterbos en het Waterloopbos is aangelegd in 1944 en zijn daarmee het oudste bos van Flevoland. In 1952 droeg de Rijksoverheid het Waterloopbos over aan het Waterloopkundig Laboratorium "De Voorst". Deze locatie ligt in de polder en dus laag, het water buiten de polder bevindt zich hoger dan de bodem van de polder. Dit was handig voor het Waterloopkundig Laboratorium, zij maakten in en om het Waterloopbos kanalen en sloten om water uit het 5 meter hoger liggende Randmeer (het Vollenhoverkanaal) aan te voeren. De uitlaat van het water is in de veel lager gelegen Zwolse vaart. De wetenschappers van het Waterkundig Laboratorium in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw testte uit hoe allerlei bouwwerken in het bewegende water werkten en stand hielden. Zo is de naam Waterloopbos ontstaan. Bij elke opdracht werd een proefopstelling op schaal in het bos gebouwd. Zo zijn er in het Waterloopbos wel dertig schaalmodellen van grote waterwerken uit de hele wereld gebouwd.
Onze eigen Deltawerken en de havens van Lagos, Rotterdam, Bangkok, IJmuiden en Vlissingen zijn hier berekend en ontworpen. Maar ook bij het ontwerpen van een tientallen kilometers lange zeewerende dijk in Coronie (Suriname) is het Waterloopkundig lab betrokken geweest en heeft de precieze positie bepaald waar de dijk moet komen te liggen. Met behulp van golfslagmachines werden golven gemaakt om te kijken wat het effect was op de schaalmodellen. Na uitgebreide analyses konden de ingenieurs bepalen hoe ze de projecten op ware grootte en met welke materialen ze gemaakt moesten worden. Als de onderzoekers klaar waren met hun studie, lieten ze de proefopstelling gewoon in het Waterloopbos achter. Het is altijd de insteek van de directie en medewerkers van het WL geweest om het bos en de natuur zoveel mogelijk te ontzien. Met de komst van de computer werden de schaalmodellen in het bos overbodig. In 1995 werd het WL geprivatiseerd en het bos werd direct verkocht aan een projectontwikkelaar. In 1996 neemt de directie van het WL het besluit om de vestiging in Marknesse over te brengen naar de vestiging in Delft. Het overbodige geworden terrein wordt verkocht aan een projectontwikkelaar. Hij was van plan om in het Waterloopbos en zijn omgeving 1000 vakantiewoningen te plaatsen. Omwonende en diverse natuurorganisaties kwamen in opstand en weten in een jarenlange procedure te voorkomen dat de projectontwikkelaar zijn zin kreeg. Het Waterloopbos werd eind 2002 gekocht door Natuurmonumenten die het veilig heeft gesteld voor de toekomst en heeft er voor de wandelaar een goed toegankelijk bos van gemaakt. Tot ieders opluchting kiest ook Natuurmonumenten ervoor om dit deel van het Voorsterbos, officieel de naam "Het Waterloopbos" te geven. De oude waterloopkundige modellen die nog steeds in het bos liggen zijn uniek. De modellen zijn in de openlucht gebouwd en zijn niet opgeruimd na het onderzoek en dat maakt dat er nog veel over is van de modellen. De modellen zijn een prachtige staalkaart van het waterloopkundig onderzoek dat in het na- oorlogse Nederland plaats vond. De opbouw en wederopbouw van Nederland op het gebied van waterloopkunde is hier in de Noordoostpolder vormgegeven. Zonder enige juridische aarzeling heeft de natuur in die tussentijd daadkrachtig haar kansen gegrepen. Kunstmatige goten, geulen, dammen en stuwen raakten weelderig begroeid met allerlei soorten planten. Op een oever van een gegraven waterloop vinden we een mooie grote populatie Tongvarens (Asplenium scolopendrium).
Deze bijzondere varens vormen geen zaden, maar sporen. Dit zijn stoffijne deeltjes, die gemakkelijk door de wind worden meegenomen. De tongvaren vormt sporen aan de onderzijde van het blad. De sporenhoopjes zijn lijnvormig en staan loodrecht op de hoofdnerf.
Boven de Zwolse vaart horen we schelle roep van een IJsvogel. Als een Aalscholver ineens op duikt uit het kanaal veroorzaakt dit lichte paniek bij een groepje Tafeleenden en Kuifeenden. Maar daar heeft de duikende Aalscholver geen oog voor en is te druk bezig om zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Bij een uitreedplaats van het kanaal zie ik verse prenten van het Ree. Aan de overkant van het kanaal is ook bos en heeft het Ree het kanaal over gezwommen. Hoe goed ze ook kunnen zwemmen damwanden in kanalen vormen vaak een dodelijke barrière voor dieren. Voor de fauna is hier een uittreed plaatst (FUP) gemaakt. Via deze voorziening kan het Ree de steile steile of vertikale oever van een waterweg, waar (te water geraakte) dieren aan land kunnen komen. Gelukkig wordt er tegenwoordig aandacht aan besteed om deze barrièrewerking op te heffen. Deze faunavoorziening wordt ieder geval benut.
Een waterig zonnetje zorgt er voor dat ook de Goudvinken en Grote bonte specht van zich laten horen. De Judasoren flapperen rustig aan een dode stam van een Es. Verderop langs een betonnen pad vinden we weer verse prenten van een Ree. Inmiddels is Natuurmonumenten in het gebied ook druk bezig met natuurontwikkeling. Over een aantal jaren zal het er vast heel mooi worden van de nu nog kaal ogende stukken. Een overvliegende Buizerd zorgt er voor dat hier twee Watersnippen opschrikken. Ook probeert Natuurmonumenten geld bij elkaar te krijgen om een aantal schaalmodellen te kunnen herstellen. Het is echt de moeite waard om dit oudste loofbos van de Noordoostpolder te bezoeken. De samenloop van omstandigheden in het Waterloopbos heeft ervoor gezorgd dat je hier nu kunt genieten van een fraaie combinatie van oude techniek en nieuwe natuur op deze voormalige zuiderzeebodem.