Na de watersnoodramp van 1953 stond
Rijkswaterstaat voor de keuze de dijken rond de Lauwerszee te verhogen tot
deltahoogte, of de zeearm af te sluiten. Onder druk van met name de Friese
bevolking: De Lauwerssé moat ticht werd voor het laatste gekozen. De
voornaamste reden voor deze afsluiting was veiligheid. Maar de garnalenvissers
uit Zoutkamp waren destijds minder blij met de afsluiting, omdat de vloot en
hun levendige haven van het dorp hierdoor gedwongen moest worden verplaatst
naar de nieuwe haven bij Lauwersoog. Bij
de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 hingen de vlaggen
dan ook halfstok toen koningin Juliana het dorp Zoutkamp bezocht.
Na de
afsluiting zijn de hooggelegen zeebodems van het wad droog komen te staan. In
de eerste jaren zijn grote delen hiervan vrijwel aan hun lot overgelaten, zodat
de natuur zijn gang kon gaan. Langs de oude kustlijn zijn de voormalige kwelders
ingericht als landbouwgebied. Door de afdamming en de voortdurende instroom van
het Reitdiep, Dokkumer Ee en Dokkumergrootdiep werd het zoute water van de
voormalige Lauwerszee al snel eerst brak en vervolgens zoet. De natuur
veranderde hierin mee. Net als in veel andere natuurgebieden worden ook in
Lauwersmeer veel van de open vlaktes, ongeveer 2000 hectare, rondom het Lauwersmeer kort gehouden door kudde
van ongeveer 250 Schotse hooglanders en 150 konikpaarden. Naast deze grote
grazers lopen er ook nog ingeschaard vee rond zoals lakenvelders. Leuk om te
zien dat ook dit zeldzame runderras wordt ingezet voor beheer. Dit jonge
stiertje wordt vergezeld door een tiental boerenzwaluwen.
Door de begrazing ontstaat
er een schitterende overgang van korte open vegetatie naar een mantelvegetatie
die weer overgaat naar struwelen en bos. Zo zoekt elk dier wel een plekje op die ze
nodig hebben. In de mantelvegetatie staan ook veel duindoorns (Hippophae
rhamnoides) die met hun oranje bessen opvallen.
Nog eventjes na rijpen
en dan zijn ze prima voor de vele trekvogels die hier komen bij tanken. In de winter
kunnen de bessen gaan gisten, hierdoor kunnen vogels als de spreeuw, en
kramsvogels dronken worden. In het
midden en oosten van het Lauwersmeergebied is vrijwel alleen natuur. Door de afsluiting ging er een prachtig stuk
waddennatuur verloren maar iedereen was verbaasd hoe snel een geheel andere
soort natuur het Lauwersmeer heeft omgetoverd tot een geheel nieuw natuurgebied
met internationale allure. Dat het gebied binnen iets meer dan dertig jaar in
2003 de titel Nationaal Park Lauwersmeer kreeg is een prestatie van formaat. In
de randen van het gebied zijn ook een paar mooie kijkhutten.
Lekker beschut
tegen de wind en regen kun je hier mooi
vogels observeren. Wat een uitzicht, de openheid van het landschap is
overweldigend.
Op het water dobberen verschillende soorten vogels zoals kuif- en tafeleend. In de ondiepe plekken
fourageren lepelaars, knobbelzwanen, grauwe ganzen en allerlei steltlopers. Over het water vliegt een groep brandganzen (Branta leucopsis).
Sinds 1984 is de brandgans een vaste broedvogel in
Nederland geworden. Tot het oorspronkelijke leefgebied van deze prachtig getekende,
compacte gans behoren allerlei richels op kliffen en heuvels op onherbergzame
plaatsen als Spitsbergen, Groenland en Noord-Rusland. In Nederland vond de
brandgans blijkbaar ook een leefgebied dat aan de behoeften voldoet, en de
aantallen zijn sindsdien bijna alleen maar toegenomen. In 2012 zijn er tussen de 8900-25.500 broedparen in Nederland. Vlak bij de hut fourageren watersnippen (Gallinago
gallinago).
Het is een genot om een klein groepje watersnippen te observeren. Met
hun lange en uiterst gevoelige snavel sporen ze op en in de bodem naar allerlei
kleine diertjes. Dat werkt echter alleen als die bodem vochtig en zacht is; in
een harde bodem kan hij zijn voedsel niet bereiken. Er vliegt een sperwer over
en de watersnippen drukken zich synchroon op de grond en lijken wel kleine
molshoopjes. Als het gevaar geweken is gaan ze weer verder met fourageren. Het
klaart weer op en gaan verder kijken. Dan zien we dit ijzersterk zeearend
doorkijkje.
De zeearend (Haliaeetus
albicilla) is wel de kroon op dit Nationaal park. De zeearend leeft
voornamelijk in Noord-Europa. De Noordse fjorden, Noord-Zweden, Finland en
Rusland. In de winter trekken en zwerven zeearenden een stukje naar het zuiden,
tot in Nederland. De dichtstbijzijnde broedgebieden liggen in Noord-Duitsland
en Polen. In 2006 werd het eerste succesvolle broedgeval in Nederland
vastgesteld in de Oostvaardersplassen. In 2007 is er opnieuw één jong
uitgevlogen. Het aantal broedparen in Nederland is daarna licht toegenomen.
Inmiddels broeden ze ook in de Flevoland, de Biesbosch en in de Lauwersmeer. Dit
jaar in het Lauwersmeer helaas een broedpoging
mislukt als gevolg van vallende tak op het nest. Volgend jaar weer een herkansing zullen we
maar zeggen. Deze grootste roofvogel van Europa wordt ook wel 'vliegende deur'
genoemd, en dat is een goede vergelijking. Het vliegbeeld van de zeearend is
met zijn een twee-en-een-halve meter een
imposante verschijning. Het is een zeer
grote vogel met lange, brede vleugels en duidelijke vingers die tijdens de actieve
vlucht met lange reeks ontspannen en ondiepe vleugelslagen, afgewisseld met
korte glijpauzes goed te zien zijn. Soms cirkelt de zeearend langdurig op grote
hoogte. Jammer genoeg hebben we deze vliegende icoon niet gezien. Desondanks
was het de moeite waard en als verrassing zien we langs een paadje witte
bloemetjes staan. Geweldig zoveel parnassia (Parnassia palustris) heb ik er nog
nooit bij elkaar gezien.
Als ik dichterbij ga kijken zie ik ook ineens grote
hoeveelheden bloeiende rode ogentroost en uitgebloeide orchideeën. Vroeger was
parnassia breed verspreid op de veengronden, zandgronden en in Zuid-Limburg op
het krijt. Inmiddels is de soort er zeldzaam geworden door ontwatering en
hogere bemestingsgraad. Nu groeit ze het meest in vochtige duinvalleien en op
drooggevallen zandplaten in afgesloten zeearmen. Parnassia wordt in Nederland
wettelijk beschermd en staat op de Nederlandse rode lijst van 2012 als vrij
zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen. De Grieken hebben parnassia vernoemd
naar de berg parnassus. Hier zou deze plant ontstaan zijn en voor het eerst gebloeid
hebben. Parnassus is een gebergte op het Griekse eiland Phocis en heet nu
Liakura en is 2460 m hoog. Palustris betekent "van het moeras". De
lang gesteelde bladeren zijn eirond-hartvormig. Er is een zittend,
stengelomvattend stengelblad. De bloem staat boven op deze rechtopstaande
stengel. Bij het zien van een bloeiende parnassia is geen twijfel mogelijk. Het
is inderdaad een plant met gratie en een echt verrezen schoonheid uit het
moeras.