Markoef.

0
1574

Markoef is de plaatselijke dialectnaam, in het
Midden-Limburgse  dorp Melick, voor de
Vlaamse gaai (Garrulus glanarius). Deze opvallend kleurrijke kraaiachtige ook
wel Gaai genoemd is niet voor niets uitgekozen door de Carnavalsvereniging  van dit dorp. De kleuren zouden bij een
carnavals optocht niet misstaan. De grondkleur is beigebruin, met een licht
gestreepte kruin (die hij als een kuifje kan opzetten), lichte keel en
anaalstreek, opvallende prachtig lichtblauw vleugelveld op vleugelbocht met
fijne zwarte bandering,  brede zwarte
baardstreep, zwarte staart en witte stuit en leverkleurige poten. Ook wat het
geluid betreft zou de Gaai goed bij het carnavalsgebruis horen.  Het zijn echte luidruchtige  lawaai(pape)gaaien, die als een bezetene
krijsend door de bomen achter elkaar hossen.  Maar de Gaai kent ook een heel repertoire van
liefelijk, soms geïmiteerd van andere vogels, gebrabbel. In het broedseizoen
zijn Gaaien opvallend stille vogels. Het aantal gaaien is sinds 1975 licht
toegenomen, maar lijkt zich de laatste jaren te stabiliseren. Dat kan komen
omdat de gaai zijn opmars vanuit bossen naar het verstedelijkte gebied
enigszins voltooid lijkt te hebben. Bovendien wordt er de laatst jaren geen
grootschalige boscomplexen meer aangelegd en zijn de bossen in de Flevopolder
min of meer 'volwassen' aan het worden. In 2000 werden 40.000 tot 60.000 paren in
Nederland vastgesteld. Hij heeft een breed scala aan voedsel, eikels, beukennootjes,
hazelnoten, walnoten, vruchten als bramen, frambozen en lijsterbessen. Ook
insecten, ongewervelde, kleine of jonge vogels, eieren en zelfs kleine
kraagdieren. behoren tot het dieet. Met de sterke zwarte snavel hakt de Gaai
gaten in harde omhulsels als slakkenhuizen, notendoppen en eierschalen en
doorwoelt hij bodem, dierenpoep en menselijk afval. De eiken zijn mede-afhankelijk
van de Gaai voor het verspreiden van eikels: de Gaai vervoert ze in zijn keel(zak)
en tussen zijn snavel naar plaatsen met een zachte ondergrond, waarna hij ze in
de aarde duwt. Zo legt hij een wintervoorraad aan. Hij vergeet alleen een
aantal plekjes. Wat niet teruggevonden wordt, kan uitgroeien tot een nieuwe
eik. In dat opzicht lijkt hij ook wel een beetje op de gulheid van prins
Carnaval die vanaf zijn praalwagen ook rijkelijk met snoep naar zijn onderdanen
strooit. Alaaf! Wat hij zelf, na de dolle dagen met een kater, niet meer kan vinden is
goed voor het algemeen belang.