Luchtig rinkelend geheugensteuntje.

0
700

Soms kom je in het veld gebouwen tegen waar je even achter
je oren moet krabben. Eenmaal dichtbij wordt ik afgeleid door een rankende
plant die gretig gebruik maakt van dit luchtige bouwsel.

Hop (Humulus lupulus)
met haar tegenoverstaande bladeren zijn handvormig, drie- tot vijflobbig, onder
de bloeiwijze ongedeeld, grof getand-gezaagd, gesteeld, aan de voet hartvormig
en van boven ruw. De mannelijke lichtgroene 4-5 mm grote bloemen vormen pluimen.
Ze hebben vijf bloembladen en vijf  meeldraden. De vrouwelijke bloemen
zijn eveneens lichtgroen. Dit zijn bolletjes (rondachtige vruchtkegels van 2½-3
cm) met elkaar overlappende schutbladen. Deze groeien uit tot de overbekende 3
cm grote, groene eivormige hopbellen als smaakmaker voor bier. Het is een
overblijvende plant die elk jaar weer 2 tot 6 meter slingerend de hoogte in
kan  groeien. Met dit gebouw heeft de hop
dus een goede steunpartner gevonden.

Dit gebouw, een luchtwachttoren, maakten
onderdeel uit van een netwerk van uitkijkposten dat tussen 1950 en 1955,
tijdens de Koude Oorlog, in ons land is opgezet om laag vliegende vliegtuigen
te kunnen signaleren. Het in 1950 opgerichte Korps Luchtwachtdienst (KLD) kreeg
de taak ‘om door middel van uitkijk- en luisterposten vijandelijke vliegtuigen
waar te nemen en aldus gegevens te verstrekken, welke nodig zijn om
vijandelijke luchtaanvallen te kunnen bestrijden en de eigen troepen en de
bevolking tijdig te kunnen waarschuwen voor naderend luchtgevaar’. Het ging om
het met zicht (kijkers) en gehoor signaleren, melden en volgen van
laagvliegende vijandelijke vliegtuigen die beneden het toenmalig radarbereik
vlogen, op een hoogte van minder dan 1500 meter overvlogen. Het netwerk van
luchtwachtposten bestond uit 276 observatieposten, verspreid over heel
Nederland. Deze posten werden bemand door vrijwilligers uit de burgerbevolking.
Drie of soms vier observatieposten vormden samen een luchtwachtkring. Op die
manier kon via driehoeksmetingen de positie van een vliegtuig zo nauwkeurig
mogelijk worden vastgesteld. De posten gaven hun meldingen door aan een
regionaal meldpunt, het luchtwachtcentrum, waarvan er acht waren. Deze
luchtwachtcentra verwerkten de gegevens van de luchtwachtcentra en
rapporteerden aan de centrale organisatie: Sector Operations Centre van het
Commando Luchtverdediging, die zo nodig tot actie overging (inzetten van
gevechtsvliegtuigen, luchtdoelartillerie en waarschuwen van de Bescherming
Bevolking (BB). De luchtwachtposten werden waar mogelijk opgericht op terreinhoogten en op
bestaande hoge gebouwen, zoals duintoppen, molenrompen, dijken, fabrieken,
heuvels en bunkers. Waar geen bestaand hoog gebouw beschikbaar was, werden
speciaal ontworpen losstaande torens gebouwd, de luchtwachttorens. De meeste
luchtwachttorens zijn gebouwd in een opvallende betonconstructie, de raatbouw.
De torens bestaan uit betonnen panelen met vele vierkante openingen
(raatbouwelementen), die zijn ontworpen door architect M. Zwaagstra in opdracht
van Defensie. Met deze prefab techniek konden snel torens van verschillende
hoogte worden gebouwd. In totaal zijn er 138 losstaande torens gebouwd en 138
posten op bestaande gebouwen. In een enkel geval ontwierp men een van dit model
afwijkende toren, zoals de nog bestaande bakstenen luchtwachttorens in Scheveningen
(blauw vierkantje) en bij Oude Wetering (rood vierkantje).
Het KLD is al snel door ontwikkelingen ingehaald. Door snellere vliegtuigen en
verbeterde radar was het via oog en oor volgen van vliegtuigen al snel
nutteloos. In 1964 wordt het Korps Luchtwachtdienst ingekrompen. Als eerste
worden de posten in het zuiden en midden van het land opgeheven. In 1968 volgde
de definitieve opheffing van het Korps ook in de noordelijke kustregio’s. Nadat de torens hun functie verloren zijn de meeste uiteindelijk gesloopt met
subsidie van het Rijk.

Van de 138 luchtwachttorens zijn er slechts zestien in
tact overgebleven (blauwe, rode en zwarte bolletjes). Daarnaast zijn er nog drie
halve torens (grijze bolletjes) min of meer bewaard gebleven. De luchtwachttoren
met de hop (zwart bolletje) staat bij de ingang van het afval- en
milieustation, tussen de Limburgse dorpen Linne en Montfort. De toren is van
het veel gebouwde type E1050 en ruim 12 m. hoog. Deze toren is ook gebouwd van
prefab betonnen raatbouwelementen. De toren is in matige staat, alle
afdektegels zijn er afgevallen en niet alle trappen zijn nog aanwezig.

Bovenop
de toren is het uitkijkplatform, dat bestaat uit een open ruimte van 3 bij 3
meter met een 1,5 meter hoge borstwering. Aan de westzijde van het
uitkijkplatform is  de schuilnis. De toren maakte deel uit van de luchtwachtkring
met de inmiddels verdwenen luchtwachtposten Stramproy en Heythuysen. De
waarnemers rapporteerden aan het luchtwachtcentrum in Eindhoven. De toren was
in gebruikt tot 1964, het jaar waarin het Korps Luchtwachtdienst in Zuid- en
Midden-Nederland is opgeheven. De luchtwachttoren is ter camouflage in een
bosrand geplaatst om te toren vanuit de lucht minder te laten opvallen.
Inmiddels zijn de bomen hoger geworden dan de toren. Het bijzondere verhaal die
bij deze toren hoort is dat dit de enigste luchtwachtpost waar ooit een
vijandelijk vliegtuig (een Russische Iljoesjin) is waargenomen. In 1958 had het
"vijandige" vliegtuig deelgenomen aan vliegshow op vliegveld Le Bourget
bij Parijs en was bewust van de koers richting Rusland afgeweken om de
grensgebieden te fotograferen. Na melding aan de Duitse luchtmacht heeft zij de
Iljoesjin gedwongen te landen op vliegveld Düsseldorf. Veel van de 138
luchtwachttorens die werden gebouwd, zijn nadien weer gesloopt. Slechts 16 van
deze torens resteren er nog in Nederland. Een handje vol zijn toegankelijk voor
publiek (blauwe bolletjes) en hebben inmiddels de status van beschermd monument (rijksmonument,
gemeentelijk monument of provinciaal monument). In Limburg staan er nog maar twee
van deze luchtwachttorens. Deze twee hebben helaas geen beschermde status en
gesloten voor publiek. Vanwege de zeldzaamheid van deze gebouwen en het
bijzondere verhaal erachter is het de moeite waard om ook deze torens voor de
toekomst te bewaren. Gebouwen die geen functie meer hebben worden vaak
verwaarloosd. Daarom rinkel ik voor deze toren de (hop)bellen. Zou het niet
mooi zijn als de eigenaar samen met verschillende instanties de koppen bij elkaar steken om ook deze  toren weer in ere te herstellen waarvoor die
bedoeld is:  Namelijk  als uitkijktoren ten behoeve voor het volk. Dit
keer niet  om vijandige vliegtuigen te
spotten maar om juist van het vredige uitzicht van het Limburgse landschap te
kunnen genieten. De geschiedenis heeft inmiddels bewezen dat mensen vanuit het
verleden, heden voor de toekomst blijvend een luchtig geheugensteuntje nodig hebben.