In de
voortuin is op het eerste oog weinig te beleven. De krokussen, narcissen en
enkele verdwaalde sneeuwklokjes zijn inmiddels al weer uitgebloeid. De buurman
is zo druk bezig in zijn voortuin dat mij de lust ontbreekt om het "onkruid"
in de vakken tussen de buxushaagjes uit te trekken. De Paarse dovenetel lokt
met zijn kleine bloemen een paar Aardhommel-koninginnen aan. Kijk,… dat is nu eens een echte goede reden om ze nog maar even te laten staan waar ze staan. Observeren kost al genoeg energie. Een helder fris groene plant met schopvormige blaadjes valt duidelijk op tegen de donkergroene buxus. De Winterpostelein (Claytonia perfoliata synoniem Montia perfoliata) is normaal een eenjarige plant uit de familie Montiaceae. Vroeger was de soort opgenomen in de posteleinfamilie (Portulacaceae). De naam Claytonia komt van John Clayton. John
Clayton (1694–1773) was een koloniale plantenverzamelaar in Virginia. Clayton werd geboren in Engeland en verhuisde naar Virginia met zijn vader in 1715, waar hij woonde in Gloucester County, in de buurt van de Chesapeake Bay. Deze regio heeft hij uitvoerend botanisch verkent. Clayton verzond veel exemplaren, evenals manuscript beschrijvingen naar de Nederlands botanicus Jan Frederik Gronovius rond 1730. Veel plantensoorten die Clayton heeft beschreven werden ook bestudeerd door de Europese botanicus Carl Linnaeus. Linnaeus gaf deze plant de naam ter ere van Clayton. De plant is 15-40
cm hoog en is ook zonder bloemen gemakkelijk te herkennen door de schopvormige
blaadjes die 2-3 cm groot zijn.
Tijdens
de bloei is deze nog gemakkelijker te herkennen aan de schotelvormige bladeren,
waar de stengel door heen lijkt te groeien. Het betreft hier een tweetal
bladeren, die tezamen vergroeid zijn. Dit zijn geen kelkbladeren, maar naar de
bloem opgerukte gewone bladeren. De twee om de bloemstengel vergroeide bladeren
zijn groter. De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen. Deze
plant bloeit van april tot juni. Maar later in maart uitgezaaide planten bloeien
ze ook van juni tot in de herfst. De 1-1,5 mm grote zaden hebben een
mierenbroodje. De mieren zijn vooral verzot op dat aanhangsel en slepen het
zaadje naar hun nest maar onderweg daar naar toe laat het zaadje vaak los. Zo
kan de plant zich op grotere afstand verspreiden dankzij de mieren. Niet alleen
de mieren zijn gek op Winterpostelein. De soort groeide vroeger van nature alleen
in Noord-Amerika. Via Cuba is de plant naar West-Europa gekomen. De soort wordt
namelijk in Engeland, Frankrijk, Belgie, Nederland en Duitsland verbouwd als bladgroente,
maar komt in al deze landen nu ook verwilderd voor. Ik zelf kon deze plant al heel lang maar wist niet dat ze eetbaar waren. Voor
alles geldt de eerste keer… Al zoekend blijkt dat er voor mij ook al mensen
op dat idee waren gekomen. De Zwartvoet indianen, of zoals ze zichzelf noemen de
Nitsitapi, leefden gedurende meer dan 5000 jaar op uitgestrekte prairies van
Canada en Amerika. De Blackfoot leefden met name van de jacht op Bizons. Vaak
werkten verschillende jachtgroepen samen bij gunstige plaatsen zoals de wereldberoemde
Head-Smashed-In Buffalo Jump die tegenwoordig behoort tot een belangrijk Cultureel Werelderfgoed. Daarnaast leefde ze van visvangst, het verzamelen van bessen en andere plantaardige voedselbronnen zoals Winterpostelein. Met de komst van de blanke kolonisten en de pelsjagers aan het einde van de 18de eeuw, kwam er een eind aan hun rustige bestaan. De Bizons werden uitgeroeid, land en spullen werden ingenomen. Samen met het vrijwel uitsterven van de Bizon in 1871 en de introductie van nieuwe ziekten door de kolonisten werd hierdoor het leven van de Blackfoot ingrijpend veranderd. Vandaag de dag kent de overgebleven inheemse bevolking hun originele handel alleen nog maar van de verhalen. Wat de kolonisten en goudzoekers uit de "geciviliseerde wereld" wel geleerd hebben van de inheemse "wilde" is dat Winterpostelein een voedingsgroente en prima recept is om de ziekte scheurbuik te bestrijden. De plant is namelijk tegen vorst bestand en daardoor in de winter en het vroege voorjaar een belangrijke bron van vitamine C. Daarnaast is het rijk aan mineralen zoals calcium, magnesium en ijzer. Diverse stammen waaronder de ook de Zwartvoet indianen waardeerden overigens niet alleen de zachte blaadjes, maar ook de knollen, die ook eetbaar zijn evenals de wortels. Deze voorjaarsvitaminen laat ik dus niet aan mij voorbij gaan. Het plantje heeft een sterke voorkeur voor zandige gronden, en zal dus in tuinen met goede grond niet snel als onkruid woekeren. Bij ons groeien ze op de zandgrond die bedekt is met houtsnippers. Dus de groeiplaats voldoet hier uitstekend aan zijn eisen van zandgrond met een constante vochtigheid. Waarom zou je een smakeloze ijsbergsla, die met hoge transportkosten uit Spanje wordt gehaald, eten terwijl bij je eigen voordeur een zeer smaakvolle groente groeit?
Er staat zoveel in de voortuin dat ik er al verschillende wok- en kookgerechten heb uitgeprobeerd! Maar ook rauw als garnering bij een strammer max (uitsmijter) is ook lekker! Dat scheelt veel energie naar de gang naar de mesthoop en de supermarkt. Bij elke maaltijd pak je gewoon wat je nodig hebt en de rest laat je gewoon rustig staan. Als je Winterpostelein verstandig beheerd kun je er met weinig moeite lang plezier van hebben. De Latijnse achternaam: perfoliáta zegt het al doorgroeidbladig. Wanneer je het hart laat staan maakt de plant weer nieuwe bladeren. De oogst dient afgesloten te worden voordat de plant gaat bloeien. Een paar planten laat ik doorgroeien voor zaadzetting en de mieren als zaaiers van Winterpostelein in de voortuin laat ik ook met rust. Eerbied voor natuur dichtbij begint bij je zelf. In die gedachte goed is Indianen voedsel een echte aanrader!