Elk najaar krijg ik tot mijn grote genoegen een aantal Kweeperen (Cydonia oblonga). De Kweepeer is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soort komt oorspronkelijk uit het gebied rondom de Kaspische Zee en is een algemeen bekende vrucht in de zuidelijke landen van Europa. De in de vrije natuur struikachtig groeiende Kweepeer is een kleine boom die slechts 3 tot 4 meter hoog wordt. De Kweepeer bloeit in vergelijking met de appel en peer laat. Tussen mei en juni gaan de grote, witte tot zachtroze, kelkvormig naar boven gewelfde bloemen open. De 300 tot 500 g zware vruchten zijn, peervormig en zijn duidelijk te herkennen aan een wollig oppervlaktelaagje dat er gemakkelijk af te wrijven is. Daaronder zit de schil met aan de buitenkant een waslaagje; bij wrijven produceert deze een heerlijk-frisse geur. Hoewel de Kweepeer al duizenden jaren door de mens wordt gekweekt is er bij het kweken weinig aan de Kweepeer veranderd, zodat het karakter van een wilde vrucht voor het grootste deel bewaard is gebleven. Als groeiplaats dient een beschutte plek gekozen te worden omdat het hout gevoelig is voor vorst. In het algemeen is de Kweepeer weinig gevoelig voor ziektes en parasieten. Een uitzondering vormt het bacterievuur, dat de plant sterk kan aantasten. De oogsttijd van de rijpe vruchten is van september tot oktober. Als de vruchten moeten worden opgeslagen is het optimale moment van oogsten gekomen als de groene basiskleur verandert in krachtig geel. Koel bewaard en niet aangeraakt blijven de vruchten tot 10 weken goed. De Kweepeer stamt vermoedelijk uit de Kaukasus en werd al in het oude Griekenland geteeld. De Romeinse geschiedschrijver Plinius (24 tot 79 na Christus) noemt de Kweepeer voor het eerst. Al in de oudheid was de Kweepeer het symbool van geluk, liefde en vruchtbaarheid. Een wet in Athene bepaalde dat de jonge bruid op de drempel van de bruidskamer een Kweepeer moest eten; dat hield verband met de hoop dat de vrouw haar gemaal zoveel kinderen zou schenken als er pitten in de Kweepeer zaten. Ik wens de bruid van harte toe dat het een gekookte Kweepeer was! In vroeger tijden had men op boerderijen vaak een 'mooie kamer'. Deze was niet voor dagelijks gebruik maar werd alleen 'opengesteld' op hoogtijdagen of als er hoog bezoek kwam. Er werd weinig gelucht en er kwam bijna nooit iemand. Het spreekt voor zich dat deze kamer wat dompig rook. Om wat te doen aan deze lucht werd er een tinnen schaal op de tafel gezet met daarin een handvol Kweeperen. En dat hielp! Kweeperen ruiken namelijk heerlijk fris zuur en de lucht knapt er aanmerkelijk van op. Een luchtverfrisser dus, kost niks en is puur natuur. Tot 1900 waren de vruchten in Midden-Europa nog zeer geliefd. Vervolgens werd de naaste familie van de Kweepeer, de appels en peren, meer populair en werd de kweepeer bijna geheel verdrongen. Maar deze bijna vergeten fruitsoort komt hij toch weer in toenemende mate in de belangstelling. Zelfs als de vrucht volledig rijp is, is het niet aan te bevelen om de heldergele, aromatisch geurende vruchten rauw te eten, want het scherpzuur smakende vruchtvlees blijft houtachtig hard. Eenmaal kokend op het fornuis komt het karakteristieke, verleidelijke aroma van de Kweepeer vrij, zodat de vruchten gebruikt kunnen worden voor gelei, compote, aromatische likeur, sappen en garnering van gebak. Zelf maak ik jam van deze vruchten. Je kunt ze lekker combineren met bijvoorbeeld rozijn, sinaasappel of net wat je in huis hebt. Vanwege het hoge pectine gehalte hoef je voor de jam weinig geleisuiker te gebruiken en zo komt de smaak van de Kweepeer het best tot zijn recht. Voor de koude winter smaakt deze vitamine-C bom prima op de boterham en in de yoghurt. Deze goede ouwe heeft de tand des tijds uitstekend doorstaan, elk jaar weer.