In de ochtend maak ik vaker een rondje door de Veluwse tuin.
Dan vallen je soms kleine details op. Zo ook in de ruigte tussen het bos en het
stukje gemaaid gazon.
Naast de verse, zie je ook ineens oudere vraatsporen aan de
toppen van de Grote brandnetel (Urtica dioica) die systematisch zijn afgevreten.
Bert van de buren komt regelmatig in onze Veluwse tuin grazen. Hij is een echte
toggenburger. Dit ras is afkomstig uit het Zwitserse Obertoggenburg (kanton
Sankt Gallen). In 1905 werden de eerste toggenburgers door het Drents Landbouw
Genootschap (DLG) uit Zwitserland naar Nederland geïmporteerd om de kwaliteit
van de toen aanwezige Drentse landgeiten te verbeteren. In de jaren 1930 waren
de eigenschappen van die gekruiste geiten zo fokzuiver en stabiel, dat kon
worden gesproken van een nieuw melkgeitenras: de Nederlandse toggenburger. In
1938 werd een duidelijke rasstandaard aangenomen, welke grotendeels nog steeds
van kracht is. Tot begin jaren 1960 werd de toggenburger hoofdzakelijk gefokt
in de provincie Drenthe. Daarna heeft het ras zich verspreid door heel
Nederland. In 2003 waren er ruim 4000 Nederlandse toggenburgers. Maar Bert
graast nooit op of bij het gemaaide gazon. Dus hij kan niet de
"dader" zijn.
Op het gazon
worden regelmatig keutels van edelhert (Cervus elaphus) gevonden dus de link
naar de brandnetelvraat is snel gelegd. Wat Bertje en de edelherten gemeen
hebben is dat ze beiden behoren tot de herkauwers. Dit komt ook tot uiting van
hun gebit dat redelijk met elkaar overeenkomt. Ze hebben namelijk geen
snijtanden in de bovenkaak. Tijdens de maaltijd van Bert kon ik dit vastleggen.
Dat edelherten graag bovengrondse delen van brandnetel eten is niet vreemd.
Deze zijn namelijk rijk aan carotenen, vitamine C en D. In de
plant kan tot 20 % aan kiezelzuur, kalium en nitraat voorkomen. Deze mineralen komen dus zeker in deze tijd goed van pas voor de nieuwe opbouw van hun
machtige geweien. Gedroogde brandnetels, liefst voor de bloei, zijn een goed voer voor
geiten en konijnen, vanwege het hoge eiwitgehalte. Bert lust de grote
brandnetel ook vers maar eet deze, als hij de kans krijgt, meestal in zijn geheel op. Als
je eenmaal het vraatbeeld van edelhert aan grote brandnetels herkent zie je dit ook op meerdere plekken
zowel in de tuin als daarbuiten. Als
deze vraatsporen ook nog eens bevestigd worden met andere sporen zoals keutels
of prenten is dat helemaal leuk. Ook loop ik vaker een grote ronde om de
tuin. Op de zandpaden is het goed speuren naar prenten. De prent van een
volwassen edelhert heeft een lengte van ongeveer 8 cm en de breedte kan variëren
van 5 tot 7 cm.
Zo krijg je een goed
beeld wat er de tuin in en uit gaat. De opgehangen wildcamera's gaven dit keer geen
bruikbare beelden op. Tja, soms moet je
gewoon "ouderwets" speuren. Bij ons laatste verblijf waren er op zijn
minst drie edelherten in de tuin aanwezig. Bij de oudere vraatsporen aan de
grote brandnetels zie je dat er vanuit de bovenste oksels onder de vraat weer twee nieuwe frisse
toppen ontstaan. Op een ander plekje zie ik dat ook die nieuwe topjes weer zijn
afgevreten. Zo voorziet het edelhert zich van steeds weer verse groene
brandneteltoppen. In de tuin en andere gebieden zie je dit edelhert topgedrag
niet alleen bij grote brandnetels maar ook bij bomen zoals hulst, klimop, zomereiken
en tamme kastanjes.
In omrasterde gebieden, zoals in het Nationaal park de Hoge
Veluwe, waar de populatiedichtheid groot is, kan men een ander duidelijk graasspoor zien bij vrijstaande bomen en bij
bomen langs de bosranden. Dit in het oogspringende "geschoren"
begrazingslijn aan de onderkant van bomen komt door het knabbelgedrag van
edelherten. Met uitgestrekte hals, edelhertbekhoogte knabbelen ze de
laaghangende takken af waar ze maar bij
kunnen komen. In onze Veluwse tuin worden de edelherten niet gevoerd,
afgeschoten en zeker niet tegengehouden door manshoge rasters. Nee, onze
edelherten in de veluwse tuin kunnen met hun edeltopgedrag gaan en staan waar
ze willen. En zo hoort het ook, niet waar!