Arm en toch rijk.

0
322

Over de eens zo uitgestrekte Brabantse Kempen waren de Korhoender, Wulp, Nachtzwaluw en Schapen vertrouwde geluiden. Nu zoemt het monotone geluid van de de A2 als een lastige mug over het heidegebied. Langs de oever van een ven groeit, tussen de verschillende Schotse Hooglander keutels, een groenig op mos gelijkend plantje. Het is Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en het is de kleinste wolfsklauwachtige van ons land. Hij kruipt met zijn twee tot vijftien centimeter lange hoofdstengel over de grond en vormt in de zomer opstijgende stengels waaraan de sporenaren ontstaan. Deze vruchtbare stengels bereiken een hoogte van drie tot tien centimeter. In de herfst, nadat de sporen zijn verspreid, sterven de rechtopstaande stengels af. Aan de voet ervan vormen zich knoppen, die zich in het volgende jaar tot nieuwe planten ontwikkelen. De sporen kiemen snel als ze een geschikte plek hebben bereikt. Hij kan zich dan ook snel en sterk uitbreiden en daarbij uitgestrekte matten vormen. Moeraswolfsklauw is over het algemeen gebonden aan natte standplaatsen die in de winter onder water staan. De soort is dan ook vooral te vinden langs oevers van vennen op kale grond. Vroeger kwam de Moeraswolfsklauw vrij algemeen voor in de pleistocene zandstreken. Waarvan deze de meest algemene vertegenwoordiger is van de wolfklauwsoorten. Tegenwoordig staat Moeraswolfsklauw op de Nederlandse Rode Lijst van planten als vrij zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen. Naast begrazing geeft het kleinschalig plaggen van vergraste venoevers niet alleen Moeraswolfsklauw een kans maar ook andere zeldzame kleinoden zoals: Kleine -, Ronde zonnedauw, Bruine snavelbies, Vleugeltjesbloem en zelfs Klokjesgentiaan. Mede door deze beheersmaatregelen kun je tegenwoordig toch nog een beetje een voorstelling krijgen van de rijke floristische rijkdom van deze eens zo arme streek.