Je kunt verschillende manieren gebruiken om je ervaringen te relativeren.
Schokkende dingen gebeuren meestal vanzelf. Maar je moet er wel mee klaarkomen.
Ik dacht tientallen jaren geleden, dat ik dat kon doen, door met mezelf in debat te gaan.
Je creëert een soort van meditatie en dan ontmoet je jezelf. Je gaat aardig tegen elkaar te keer. Dan eindigt deze situatie en wonderlijk genoeg is het beleefde weer oproepbaar.
Maar mooier is het, wanneer je voor je alias iemand kunt vinden, waarmee het ook lukt.
En dat is mij gelukt. Voor mezelf noem ik haar altijd mijn GVD. Goede Vriendin Digitaal.
Laatst hadden we het over nostalgie. Nostalgie betreft altijd aangename ervaringen en herinneringen. Maar door deze dagen van het jaar heb ik toch weer enige twijfel.
Wie de tweede wereldoorlog (ik gebruik zeer bewust geen hoofdletters, want dat is me deze verschrikking niet waard) bewust heeft meegemaakt, ervaart de eerste week van mei altijd als een omzien in wrok. Maar….wanneer je je bedenkt, dat je dit alles heb overleefd, dat je er lichamelijk ongeschonden bent afgekomen, dan zijn er ook een aantal nostalgische, zeg maar »dankbare« momenten, die je je kunt herinneren.
Wij sliepen in ons grote huis altijd vanaf begin mei met open ramen. In de maanden daarvoor was dit gewoon te koud. Omdat er bijna overal verwarming, een kachel ontbrak.
Het raam van onze slaapkamer was op vloerhoogte – zie hiervoor de beschrijving van ons huis, nog te plaatsen – en vandaar uit konden we in een open gang stappen.
Het was het platte dak van onze echte gang door het voorhuis, met twee muren. Een blinde muur van het huis van de buurman en onze muur, met ons raam. Overigens, je kon er komen door een deur, die naar de badkamer leidde.
Het was nog maar net licht, maar mijn broertje en ik hoorde mensen praten. dat kan toch niet ? Ik ging kijken en op het einde van deze »verhoogde steeg« stonden mijn vader en moeder in pyjama met de buren te praten.
Een ongelooflijke gebeurtenis, want die mensen hadden het aardig hoog in de bol. Hij was commandant van de plaatselijke vrijwillige brandweer. En eigenaar van een meubelzaak, met annex woninginrichting en in die zin dus een concurrent van mijn vader. Vandaar, dat er maar weinig contact was!
De buurman en buurvrouw stonden ook allebei in nachtgewaad op het platte dak, dat een eind aan hun woning maakte. Alle blikken waren omhoog gericht. Dus keek ik ook.
Blink-schitterend in de opgaande zon waren allemaal kleine figuren te zien. Met lange, witte strepen erachter. Later wist ik dat dit condens-strepen zijn. In strakke formaties. En..treiterend langzaam.
Beide mannen gebruikte een woord steeds weer opnieuw
Oorlog !
Dat zijn duitsers. Nee, we zagen vanuit onze positie geen parachutisten springen.
De buurman werd kwaad. En toen pas merkte ik, dat het buiten het gebrom van de vliegtuigmotoren, erg stil was. Daarom vroeg de man zich af –
>Waar blijft ons afweergeschut ? Waar zijn ONZE vliegtuigen??<
De dames waren alleen bezorgd, dat het met de voedselsituatie nog moeilijker zou worden. Gelukkig wisten ze toen nog niet HOE moeilijk.
Buurman verzuchtte >Ik ga mijn uniform maar aantrekken en naar de (brandweer)kazerne. Ik zie werk op ons af komen.< En een minuut later was hij naar binnen.
Zijn vrouw bleef nog even achter. Een echte dame, zo breed als haar lijfje hoog was. En dan zo onaangekleed.
Als een soort levend standbeeld stak ze af tegen de strakblauwe ochtendlucht.
Ik vond het jammer, dat de twee dochters, die van onze leeftijd waren, niet te voorschijn kwamen. Maar je kunt op zo’n moment ook niet alles hebben.
De zaterdag voor Pinksteren was een rare dag. Het meeste indruk wekte mijn vader. Die had de vrouw van een politieagent in de winkel gehad met haar man. De laatste was bij hem, in de achterwinkel komen uithuilen! Hij was ‘s morgens met twee collega’s naar De Dijk gestuurd. Daar waren ook parachutisten geland. Die duitsers schoten al vallend in het wilde weg op alles wat beneden stond.
Maar wegens een bepaalde Conventie (van Geneve?) mochten zij niet terug schieten, op dalende parachutisten. En hij dacht nu, dat een van zijn collega’s was »doorgedraaid«. Zij wel schieten en wij niet schieten? Dat is onlogisch. En hij had dus wel teruggeschoten. Raak ! Onze politieklant had de eerste dode van de oorlog voor zijn ogen gezien!
Op Pinksterzondag moesten we op de fiets naar opa en oma in Den Haag. Door de polder.
Nog steeds mooi weer. Maar wat zag die polder er uit. Ik had nog nooit zoveel vliegtuigen van allerlei soort en merk op de grond bij elkaar gezien. Maar ik had ook nog nooit neergeschoten vliegtuigen gezien. Er waren nu geen brandende meer bij, gelukkig. Maar dit – wat later een vliegtuigkerkhof werd benoemd – had echt het summum van dood en verderf op dat ogenblik voor mij in zich. En ik herinner me nog goed, dat mijn vader met gepaste trots vaststelde, dat er veel meer duitse vliegtuigen dan nederlandse vliegtuigen bij waren.
Wij hoefde voor onze fietstocht niet langs IJpenburg. Dan had hij wel anders »gepiept« .
Gelukkig was het bij opa en om alles nog relatief rustig, dus konden we ‘s middags weer langs de zelfde route terug fietsen.