Van Tintern Abbey zei dr. C. de Deugd (1924 – 2010, zie blog) in een lezing voor de Ver. Het Spinozahuis op 18 mei 1968 over “Wordworth en Spinoza”: “Het hele gedicht ademt een duidelijk Spinozistische geest. Het is weliswaar net niet voluit pantheïstisch, maar het is toch wel zo sterk door het Spinozistische levensgevoel gevoed dat de band met Spinoza opvalt aan een ieder die Spinoza kent.” In: Mededelingen 25, Brill, Leiden, 1969 waaraan ik veel voor dit blog ontleen. En dan citeert hij de dichtregels (93 – 102) die daarvoor altijd als het sprekendst Spinozistisch worden genoemd. Ik geef ze hier weer in de mooie vertaling van dr. Cornelis W. Schoneveld:
En ook vaak
Trof een verward gevoel mij in de vreugd
Van hogere gedachten: ’n verheven zin
Voor zoveel diepere versmoltenheid,
Woonachtig in het licht der avondzon,
De ronde oceaan, de levendige lucht,
Het blauwe zwerk, en in de mensenziel
Een stroming en een geest die dwingend werkt
Op al wat denkt, op al wat denkbaar is,
En ieder ding doordrenkt.