Spinoza doet in de brieven 34, 35 en 36 zijn best om zijn bewijs aan Hudde te schetsen, maar die lijkt niet direct tevreden. Meer dan dertig jaar later doet Hudde nog eens pogingen om, via Van Limborch, te vernemen hoe Locke dit vraagstuk benadert. Bijzonder interessant is om te zien hoe alle partijen hun uiterste best doen om zich verborgen te houden en niet direct te laten weten dat het ze eigenlijk gaat om de bevestiging van het Ene dat tegelijk uitgebreidheid en denken is. Spinoza’s God is in die tijd een gevaarlijke (“Onder God versta ik het absoluut oneindige zijnde, dat is een substantie die bestaat uit oneindig(e) attributen, waarvan elk het eeuwige en oneindige wezen uitdrukt”). Wat hield die spinozistische God hen in de ban.
Een ‘ideeengeschichtliche’ thriller noemt Klever het. En dat is het. Zie hier (verplaatst naar veiliger omgeving) als PDF het essay Een curieuze kwestie – Hudde in discussie met Spinoza, Van Limborch, Locke en De Volder.