Wat ’s waar en waarom niet ?

0
489

Al vroeg was ik geobsedeerd door letters.
De kleuterschool werd in onze maatschappij de Bewaarschool genoemd. Het idee komt zo 75 jaren later weer terug, al zit er nu een heel andere omstandigheid achter. Maar als leerling van een bewaarschool vond ik letters prachtig. Ook zonder lezen en schrijven te kunnen. Wanneer mijn moeder een brief schreef aan haar moeder, moest ik ook een brief schrijven. Ik noemde mijn product dan ook »schrijf«. Het had het uiterlijk van een ontelbaar aantal n-nen en m’s achter elkaar. Op en neer, regel na regel. Ik was de enige die kon lezen wat er stond. Maar oma vond het prachtig.
Na een klas van echt onderwijs op de lagere school vonden mijn ouders, dat ik rijp genoeg was voor mijn eerste boek. En, praktisch gedacht, moest dit een kerkboek worden.
 
In die tijd kwam juist iets nieuws uit: Het Dagelijks Misboek voor de Jeugd. Omdat we niet al te ver van onze kerk af woonden, was het een bijna vanzelfsprekende gewoonte, dat deze uitgave ook vaak gebruikt zou gaan worden. Typisch voor toen was, dat je het met je zeven jaren aanvaarde als iets volkomen normaals. Iedere morgen om kwart over zeven de deur uit, half acht de kerkdienst, die op weekdagen weinig langer dan een half uur duurde. Terug naar huis, ontbijten en dan naar school.
Weinig jaren later veranderde de vrijblijvendheid – zo die er al was – in een ernstige zaak. De oorlog was uitgebroken en het enige, dat wij, simpele zielen, daaraan konden doen was…bidden. Bidden voor de Vrede. Het ligt voor de hand, dat wat je gewend bent, je gemakkelijk een zin kunt geven. Dus aan de praktijk veranderde niets, alleen de intentie was meer doelgericht.
 
De titel van het gebedenboek was duidelijk. Er was voor iedere dag van het (Kerkelijk) jaar een min of meer vast ritueel voorzien.
Totaal anders dan nu, was dat de wereldkerk zich bediende van de latijnse taal. Daar werd buiten de gemeenschap nogal schamper over gedaan. Maar als dode taal, was latijn er uitermate voor geschikt.
De kritiek ging totaal voorbij aan het feit, dat er in iedere taal wel een »intelligent« aanwezig was, die de latijnse teksten kon vertalen naar de moedertaal. Enzo stonden beide teksten naast elkaar in dit – en vele andere – misboeken, ook wel missaal genoemd. Het kerkvolk kon de voortgang in de dienst letterlijk volgen en wat er gezegd, gezongen, dan wel echt gebeden werd, was in de tekst er naast goed te volgen voor ieder, die zijn nationale taal beheerste.
Een ander voordeel was, dat op iedere dag – op een klein aantal uitzonderingen na – de ritus over de hele wereld het zelfde was.
In een mis waren een aantal schriftlezingen opgenomen en juist deze – weer in ‘t algemeen – verschilden per dag. Het was tot de jaren zestig van de 20e eeuw, dat ieder jaar op de zelfde dag dezelfde schriftlezingen werden gebruikt.
 
Gebruikelijk waren er dat drie. Een epistel – vaak een gedeelte uit de Apostelbrieven, of teksten uit het Oude Testament, het evangelie, die gewoonlijk aan het Nieuwe Testament waren ontleend. En de mis werd iedere keer afgesloten met een vaste evangelielezing. Uit het Johannes-evangelie, 1e hoofdstuk, vers 1 – 18.
Deze dagelijkse belevenis droegen echter ook bij tot iets anders! Het onderscheid tussen de katholieke kerk en protestantse kerken. Dat werd het eerst duidelijk voor mij, toen ik min of meer officieel hoorde, dat >>roomsen mogen de Bijbel niet lezen<<.
En wat deden we dan anders ? Iedere dag opnieuw ? Meer dan een uur eerder, dat de kinderen in de christelijke scholen de dag met een stichtelijk lied beginnen, hadden wij onze portie geestelijke informatie al binnen! De conclusie lag voor de hand. De protestanten logen. En dat verzonnen niet de roomsen, maar dat bewezen ze zelf.
Er werd ook niet bij verteld, dat roomsen dezelfde Bijbel gebruikten als in de christelijke kerken, alleen, het was een andere vertaling. In hoeverre dit met het afwijken van de grondtekst te maken had, werd ons niet verteld. Ook niet, dat er verschillende grondteksten bestonden. Zou ik toen ouder geweest zijn, dan was ik er misschien nog achteraan gegaan, of wij nu een vertaling uit een griekse of uit een bijbel met een hebreeuwse tekst gebruiken.
Maar onze vertaling was kerkelijk goedgekeurd en dat was voor onze ouders, opvoeders voldoende.
 
Het enig jammer was, dat deze ervaringen werd opgedaan in de (economische) crisistijd en dat betekende, dat het aantal gebruikers van het in die tijd toch wel kostbare gebedenboek beperkt was tot hen, die >het konden betalen<. En de rest moest het doen met de tekstboekjes, die voor iedere dienst achter in de kerk voor gebruik gereed lagen. En deze service bestaat na al die tientallen jaren nog steeds. Ook al kan nu, als was het iedere zondag een Pinksterfeest, alles wat er in een dienst gebeurt, in zijn eigen taal te volgen is.
En een Nederlander zou geen Nederlander zijn, wanneer hij, zij ook hierin niet een nadeel zou kunnen zien! In onze tijd, waarin het personenverkeer een enorm internationaal karakter heeft gekregen, voelen buitenlandse katholieken zich soms verloren in een kerkdienst, waarvan ze echt geen enkel houvast vinden in het taalgebruik. Zoals een buitenlandse vriend eens opmerkte > Enig voordeel is dan, dat het einde van de dienst veel eerder is, dan waar je op hebt gerekend!<.