Was de naturalist en rationalist Spinoza tegelijk ook een mysticus? [3] De casus Van der Tak

0
299


Uit een heel ander vaatje dan Carp (cf. vorige blog) tapte W.G. van der Tak, vele jaren secretaris
van de Ver. Het Spinozahuis, in zijn boek Bento
de Spinoza
[Martinus Nijhoff, Den Haag, 1928; hier als pocket in de reeks ‘Helden
van de geest’ nr. 6, bij Kruseman, Den Haag, z.j. [1960 volgens de Duitse
Spinozabibliografie]].

 


In hoofdstuk 6, “Algemeen karakter en geschiedenis van het
Spinozisme”, schrijft hij:


“Des wijsgeers hoofdwerk, de Ethica, welke zijn filosofie volledig bevat, eindigt hooggestemd.
De toon, die door het vijfde deel klinkt, verschilt sterk van die, waarin het
eerste boek is geschreven, aan het slot waarvan wij lezen: Hiermede heb ik Gods wezen en eigenschappen verklaard, te weten….
Het is dan ook inzonderheid het vijfde deel der Ethica, dat naar inhoud en woordenkeus – denken wij aan de amorem
Dei intellectualem – aanleiding heeft gegeven tot de veel gehuldigde opvatting,
dat Spinoza in de diepste grond van zijn gemoed een mysticus zou zijn geweest.
Zo schreef o.a. Prof. Dr. P. H. Ritter in zijn Geschiedenis van het Substantiebegrip: