Af en toe bereikt mij n.a.v. een of meer blogs via de e-mail
een vraag. Soms beantwoord ik die via de e-mail, maar soms doe ik dat liever
via een blog. Daarvoor heb ik twee motieven: 1) misschien heeft nog iemand iets
aan vraag & antwoord; 2) ik kan gecorrigeerd worden – of er is wellicht nog
een andere zienswijze mogelijk. Eerst uiteraard de vraag, daarna mijn poging
tot antwoord.
Onderwerp: uitgebreidheid en
geest
Beste,
In de Ethica, van Van Suchtelen, zegt stelling 10 van deel 1 'Elk attribuut van
een zelfde Substantie moet uit zichzelf kunnen worden begrepen.' Dus Geest en
Uitbreiding moeten elk uit zichzelf begrepen worden. Ik benadruk het begrijpen,
want ik zoek naar een klare (adequate) kijk op het feit dat U steeds benadrukt
dat de Geest niet uit het lichaam ontstaat. Oei, ik zie pas tijdens het
typen dat een adequate kijk niet kan bestaan. Alleen een adequaat begrijpen.
Definitie 3 bij aanvang van deel 2 zegt 'Onder voorstelling (idee, beeld,
gedachte maar vooral begrip) versta ik een waarneming van de Geest, die de
Geest vormt doordat hij een denkend iets is.'
Vervolgens met stelling 11 'De eerste openbaring van het werkelijk bestaan van
de menselijke Geest is niets anders dan de voorstelling van een werkelijk
bestaand bijzonder iets.' Een voorstelling is het eerste niveau van ervaren en
speelt zich volgens 'de kleine fysica' af op het onbewuste neuronale niveau,
zie deel 2 hoofdstuk 13. Dit is nog geen Geest.
Het derde deel stelling 9 heeft het over het bewust worden van de Geest. 'Daar
evenwel de Geest door de voorstellingen van de inwerkingen op het lichaam zich
noodzakelijk van zichzelf bewust is, is hij zich ook bewust van dit streven.'
Nu mijn vraag.
Dus de overgang van 'voorstelling' naar Geest is voor U geen overgang van
neuronale lichamelijke intensiteiten naar neuronenclusters die deze
intensiteiten omzetten naar denken. En denken is volgens deel 5 stelling 9 'het
wezen van de Geest bestaat uit Denken.'
Waarom volgt U deze neuronale kennis niet en wil U Geest en Uitbreiding
gescheiden houden?
Het zou mij Blijdschap geven en mijn Handelingen steunen als u zo goed wil zijn
hierop te antwoorden.
aanvulling bij mijn vorige
schrijven
Beste,
Of is het stelling 5 van deel 2 dat Geest en Uitbreiding gescheiden houdt?
Het zijn van de voorstellingen hebben niet het voorgestelde of de waargenomen
dingen tot werkende oorzaak. Maar God zelf voorzover hij een denkend iets is.
(Een voorstelling kan in de eerste vorm van kennis nog geen begrip zijn, toch?
Een denkend iets komt tot begrippen.)
De Substantie kan al denkend een voorstelling van zijn eigen wezen vormen, niet
omdat hijzelf onderwerp is (van de voorstelling) maar omdat hij een denkend
iets is. Dus de Substantie is oorzaak intern over zichzelf.
Het werkelijke zijn van de voorstelling is een bestaanswijze of modus van het
denken, dwz een modus die Gods denkend wezen openbaart.
Ok, dit kan ik volgen.
Sluit het voorgaande uit dat ik toch iets (bijvoorbeeld neurobiologisch technisch)
kan zeggen over een waargenomen ding? Dat neuronen fire (affectiones) neuronen
wire (affecten van de verwerking van de inwerkende aandoening) creëert en zo
een neuronencluster veroorzaakt die kan denken ergens in mijn 100 miljard
neuronen complex. En ik dus eigenlijk zeg dat materie of mijn lichaam mijn
denken of geest (even met kleine letter) vormt. Vloek ik nu in de
Spinozistische kerk?
Verheugd kijk ik uit naar Uw antwoord.